[p. 8]
H.H. ter Balkt
Laaglandse hymnen
Gierstepap in een nap van hout geschonken. Bergpassen rauw, met kloven en spelonken. Dat is het dan, het Galicische rijk.
Góngora (toegeschreven aan);
vert. Dolf Verspoor
aan galicië
1
Steentijd
Oudste getuigenis, een vuistbijltje, priem-
vormige werktuigen opgevist uit de Noordzee;
14000 v C joegen rendierjagers met harpoen
ook op de eland en op beer en bever. Eerste
huisdier, de hond. Tranchetbijlen velden iepen
en hazelaars, alweer 6000 jaren verder; vangst
van vissen, hun gele graten verraden geen naam.
De dennehouten kano van Pesse is van 6500 v C;
verder geen nieuws. Alleen dat louche houten
beeldje, bij Willemstad gevonden, zijn grijns
verklikt al de latere grijns van de navolger en
verduisteraar, hier altijd inheems. Steentijd,
en de eerste boeren bouwden dorpen; vlechtwerk
met leem bestreken; runderen; geiten; maalstenen.
[p. 9]
2
Klokbekervolken en trechterbekervolken
Zij van wie wij niets anders weten dan, gekomen uit
de Zuidrussische steppen, verspreidden de strijd-
hamer en de standvoetbeker. Zij kenden het wiel,
misschien paarden, waarschijnlijker ossen. Anloo
wijst hun doortocht of eindiging aan: grafheuvels;
voorts veeteelt; verbouw van graan. Trechterbeker-
volken, standvoet- en klokbekervolken: weinig
meer doemt van hen op dan grafgiften (palissaden
omringden hun grafheuvels): bekers, vuurstenen
splinters en soms een vuurstenen bijl. Visgraatbeker-
volken naderen hun grafheuvels; ruig haarmos zag
toe; hoorde hun stappen. Massieve, houten schijf-
wielen in ‘t veen echoën nog, zwakjes, hun ritten;
zij kenden brons en koper maar vergaten dat bij ons.
[p. 10]
3
In de bronstijd
Langs verzonken handelsroutes barnsteen gevonden;
verdampt zout; gouden sieraden; polsbeschermers uit
Bohemen; trompet- en gordelpotbekervolken schuimden
nu de vlakten af; halspotbekervolken; rook sloeg
dit alle jaren van de bronstijd achtergebleven gebied
-schraal; armelijk: nauwelijks eigen bronsindustrie;
hier en daar een bronsdepot door een bronssmid bang
op de vlucht verstopt: één Ierse hellebaard, één dolk;
bij de arm van een rivier; ingevoerde Ierse bijlen
ergens in het noorden; bij Heiloo éen enkele bronzen
sikkel; ook zwaardlemmeten zijn hier wel gevonden;
boven de bronsdepots ook toen al daverende sluiers
van slagregens, de blikken verduisterend; soms, uit
Egypte, woei de gloed van glas; soms van Engels tin.
[p. 11]
4
Urnenvelden; hazehemelen
Wit wollegras, lavendelheide gluurden uit
hun hoogveen naar aaneengestikte hazevellen
grauw als de vergleden en naderende eeuwen
boven de nederzettingen, rechthoekig, met
twee ingangen in de lange zijden; middenin
die hoeven één rij dragen palen: dat is wat
wij vonden en dat hun bewoners de as van hun
doden in urnen bewaarden, de urnen bijzetten
in heuvels, altijd door kringgreppels omringd.
Hier en daar in ‘t zand een vorstengraf, met
koninklijke gaven: geknakt zwaard; paardetuig.
Soms zag een kiespijnlijder of verminkte tegen
de hazevellenhemel metropolen geprojecteerd;
neon; en op de urnenvelden drupte zijn lach.