[p. 46]
Jan Kuijper
De tombe van Hendrik de Vries
Een lampebuis in elk der kalklokalen
ontveinst dat hier zo iets als liefde woont.
Het is de wetenschap die zich vertoont
in alle zuiverheid. Sterke verhalen
staan stom rondom ons in glazen bokalen.
Misvormde embryo’s hebben beloond
wie koesterend gevoed was en verschoond
en dan het eindexamen nog kon halen.
Buiten hangt mist. Je ziet geen hand voor ogen.
Toch trapje door; er hangt te veel van af.
Daar komt een bocht. Je hangt en stuurt opzij.
Je krijgt ze niet meer rond. Vruchteloos pogen.
Afzien is dit. Het kraambed wordt tot graf.
Steeds luider wordt het kraaien. Dat ben jij.