[p. 31]
Gerrit Massier
Vermist
Doodsschrik is in ogenparen
ingevroren: zwartbonte kater
in hoge wei gevonden.
Lui herkauwend kind
schuift dito rund opzij, sust
haar lieveling – verloren
ding bijna geplet.
Dooi zet in; stil glijden
druppels op het witte kussen.
[p. 32]
Theater
Nog zingen op hoge toon
de vogels in de bomen zich
een plek, graast hoorbaar
het weidevee, roetsjt
een eekhoorn langs een den
omhoog, verbleekt langzaam
de nacht,
maakt de megaster zich op
stralend over de coulissen
het licht te doven
in een handomdraai,
hangen al die stomme bekjes
op het punt van open, dood-
stil, gelijkgericht.
[p. 33]
Côte sauvage
De hemel staat strakblauw
gekromd over de avond, een bootje
krimpt in roodzwellende zon, een hete
schoot sirenen zuigt
schuimend de kust af –
de horizon een cirkel, jij
brooddronken middelpunt. Terwijl
bij hoogtij uitgespogen op het donker
strand, voor lijk te midden van
doodnuchtere meeuwen: jij.