[p. 235]
Bert Schierbeek
wat zingt
een vogel alleen
in zoveel lucht
van wind en veren
en onbegrepen vleugels
nee
niet het hart redt ons
het hoofd redt ons
het hart
de dichter
ligt verloren
in het alphabet
de bergen
buigen hun hoofd
en spoelen hun haren
in de rivier
de sterren vallen
in het zand
de dichter geeft
een geschenk
aan de eeuwigheid
een gedicht
fladderend
omschrijven de vlinders
hun liefde
de bloem
[p. 236]
heuvel na heuvel
verdwijnt achter
een andere heuvel
op de horizon
één stil boompje
de takken ontluiken
langzaam de bloesems
nog trager de vruchten
een oogst van appels
pruimen noten en kersen
zolang de vogels blind blijven
de schuur
nog net geschraagd
in pin en gat
hangt een beetje
in haar jaren en wordt
elk jaar ouder en
mooier als een zeer
oude man zeer scheef
in zijn oude jas
de boeren op hun
traktoren rijden
hun mest
voorbij
[p. 237]
roept er een man:
er heerst een onweer over de wereld
uit de harten van de mensen
die dat onweer vrezen en oproepen
er heerst een onweer over de wereld
wij zijn het
de koeien liggen
dromerig te herkauwen
hun grote hoofden
vol roomsoezen
oud licht pakt
de huizen nog één keer uit
om ze straks in de zwarte doos
van de nacht te stoppen