[p. 399]
Daar was het, daar onder de bomen, daar moet je zijn.
De takken hangen laag en door het perspectief steeds lager.
Je zou kunnen zeggen: hemel en aarde naderen elkaar
ware het niet dat al dat groen zo hevig van de aarde is.
(Op school geleerd, oud wereldbeeld, gemompel in de oude stijl.)
Onder de takken gezeefd zonlicht. Je kunt de kippen
er gemakkelijk bij denken of andere privébeelden.
Genoemd perspectief houdt halt voor een bakstenen muur.
Het zou een varkensstal kunnen zijn vanwege die kippen.
Maar net zo lief is het de muur van een Engels landhuis
en kijken wij door een laan over een gazon naar een bordes
en menen thee te ruiken in de verte of een ander privébeeld.
Daar was het onder de bomen, daar moet je zijn.
Als het gaat kan dit net zo goed een lege parkeerplaats zijn
of deze half lege camping met een caravan in je ooghoek
iemand die met een handdoek door het beeld loopt, ik bedoel:
het gaat niet om de natuur, laat daar geen misverstand over bestaan.
Het komt er gewoon door te kijken, geen zoeken, geen verbeelding
maar het kijken dat je hoofd verlaat, gemijmer buiten jezelf.
Dan is het er, voor iedereen anders, maar voor iedereen hetzelfde.
Terwijl je hier zit ben je daar. Preciezer gezegd: je bent terug.
[p. 400]
Er is geen eeuwigheid dan op aarde.
We moeten een ander woord verzinnen. Geen tijd maar een plek.
Waar je ooit geweest bent toen je nog niet wist dat je er was.
Daar onder de bomen daar is het, daar ben je.
Dat wil zeggen, je was er even voor je het zag.
Een vuistslag op je volle maag.
[p. 401]
Alles wat hier is blijft
Twee appels ruiken eeuwig naar hun toekomst
In het rijstpapieren winterlicht
Een kinderschaats (verdwijnend rood)
Aan zijn riempje aan een spijker
Drie kogellagerkogels glanzend
In hun geur van stof oud vet
Er koeren duiven op het dak
Op een vergeelde krant
Vijf bonen die ontkiemen naar hun toekomst
Niets van wat hier blijft is ooit gekomen
Ik had dit nooit meer mogen zien
Als ik hier blijf verdwijn ik
Loop ik daarom achteruit naar buiten
Waarbij ik struikel en ik viel
Als jij mij niet had opgevangen
Je likt mijn nek
Je trekt m’n hemd uit mijn broek
Je streelt mijn buik
[p. 402]
Ze draagt zichzelf de trap op ze komt thuis
De taxi heeft haar kleren meegenomen
De huisbaas heeft de huur betaald
Ze heeft haar blauwdruk weggefaxt naar de hemel
Probeerde men werd zij
Met zo’n angstvallig liefdevol tonaal bouquet
Dringend opgewekt gerustgesteld teruggehuldigd
Naar het koude huis dat zij verliet?
Ja
Maar ze kwam thuis ze droeg zichzelf de trap op
Ze nestelde in het koortsige vertrek dat mij begaf
Nu maakt ze de ceintuur los van mijn kamerjas en kijk
Op het ademloos buro komt het witte blad dwarrelend
Lees de Tirade Blog
Kamervrees
Utrecht, 16 december 2024 Beste Izaak en Ties, Na jullie aandoenlijke bekentenissen over ernstig drugsgebruik betreur ik het eerlijk gezegd niet dat ik jullie nooit tijdens een ongedwongen duinwandeling tegen het lijf ben gelopen. Ja, gelukkig troffen we mekaar pas binnenboezemlijk in een later, meer gerijpter stadium, als ik dat zo mag zeggen? Die gloeiende...
Lees verderEen vreemdeling op bezoek
Amsterdam, 5 december 2024 Lieve Izaak, ‘U hebt gezien dat het niet gemakkelijk is de tekst met de ogen te ontcijferen; onze man ontcijfert hem dan ook met zijn wonden.’ – Kafka Rond deze tijd van het jaar wordt het Vondelpark voornamelijk nog enkel als doorgang gebruikt. Op de in mutsen en wanten gestoken toeristengroepen...
Lees verderDe olie en het woord
‘Met als uitzondering de Koran, zag ik nergens woorden op papier.’ Heeft een toerist recht van spreken? Mag hij oordelen? Wij maakten een korte reis door een ver, vreemd land. We wisten er al het een en ander van: veel olie onder het zand, vrouwen als tweederangs burgers, het staatshoofd laat een onwillige journalist in...
Lees verder
Blog archief