Jim van der Woude
Spijker
een geïllustreerd scenario
|
scène 1
‘Kom dan, Buk, hier, zoek de stok.’ Spijker staat op een grasveld in het park en houdt een stok omhoog. Het park is gelegen in een bos met veel wandel- en fietspaden. spijker: ‘Bukkie, kom dan, kom kom kom…’ Een hond komt uit de bosjes, rent hard op Spijker af en springt op om de stok te pakken. Spijker werpt de stok met een sierlijke zwaai weg. spijker: ‘Zoek de stok!’ De hond rent als een gek achter de stok aan. Hij rent ermee terug naar Spijker die hem weer weggooit. spijker: ‘Pak hem dan!’ |
Over het pad komt een fietser aangereden. Hij ziet Spijker spelen met de hond en stapt af. Hij blijft met de fiets tegen zich aan geleund staan kijken.
Spijker voelt dat er iemand staat en kijkt om zich heen. Er is verder niemand te bespeuren. Hij wordt een beetje verlegen en voelt zich ongemakkelijk: de fietser kijkt naar hem! De fietser staat zeer geïnteresseerd naar Spijkers spel te kijken. Hij is licht kalend, heeft een snor en is ongeveer veertig jaar. Hij draagt een colbertpak met overhemd en das. Een keurig, niet al te opvallend type. Spijker ziet hem weer op zijn fiets stappen en wegrijden, het bos in. scène 2 Spijker speelt met de hond. Plotseling ziet hij tussen de bomen aan de rand van het veldje een glurend hoofd verschijnen. Het is de fietser. Spijker kijkt licht verstoord, maar gaat gewoon door met het spel en gooit de stok weg. Even later verschijnt het hoofd van de fietser vanachter een andere boom, dit keer met een neusmaskertje op. Hij kijkt serieus. Spijker kijkt de fietser vragend aan. Deze trekt zijn hoofd langzaam weg, alsof hij het niet erg vindt om gezien te worden. Spijkers nieuwsgierigheid wordt nu geprikkeld: hij probeert, terwijl hij het spel met zijn hond voortzet, |
|
|
de bewegingen van de fietser in de bosjes te volgen.
Deze komt weer te voorschijn, ditmaal niet alleen met een neusmaskertje maar ook met een feestmuts op. Spijker krijgt er genoeg van. Hij loopt weg met de hond op zijn hielen. scène 3 Spijker en de hond lopen over een bospad. Als hij bij een kruising komt, ziet hij de fietser in zijn volle lengte achter een boom staan. De fietser heeft zijn jasje en overhemd uitgetrokken en staat met ontbloot bovenlijf naar het veldje te gluren, feestmutsje en neus op, zijn broek hangt op z’n enkels. Zijn fiets leunt tegen hem aan. Hij is slechts gekleed in een witte degelijke onderbroek. Spijker blijft droogjes naar hem staan kijken. Als de fietser hem ontdekt schrikt hij niet, integendeel, hij draait zich naar Spijker toe, spreidt z’n armen en beweegt zijn heupen koket alsof hij zeggen wil: kijk eens, wat vind je van mijn slip? Spijker voelt zich zichtbaar ongemakkelijk. Hij kijkt gehaast in het rond. Dan loopt hij snel naar een halfhoog bosje, schuin tegenover de fietser en gaat er achter staan. De fietser kijkt gespannen toe. Spijkers handen gaan naar z’n broeksknoop. Hij aarzelt, kijkt de fietser twijfelend aan, maar zakt |
dan snel achter het bosje op z’n hurken terwijl hij zijn broek naar beneden doet. Zijn ogen komen nét boven het bosje uit. Spijker zit te poepen. Een paar keer kruist zijn blik die van de fietser.
Deze kijkt het tafereel even aan, pakt dan zijn overhemd en begint zich aan te kleden. Gelijktijdig trekken Spijker en de fietser hun broek omhoog. De fietser stapt op zijn fiets en rijdt zonder iets te zeggen weg. scène 4 Spijker loopt door het park, de hond loopt met hem mee. De fietser kruist zijn pad maar doet net of hij Spijker niet ziet en fietst door. Hij heeft geen neus of mutsje op. Spijker kijkt hem na. scène 5 Spijker en de hond zijn op een andere plek in het bos weer aan het spelen. Ineens komt vanachter een bosje het hoofd van Sinterklaas te voorschijn. Het is echter een slechte vermomming want ondanks de baard en mijter is de fietser makkelijk te herkennen. Spijker merkt Sinterklaas niet op en gaat door met zijn spel. Sinterklaas gaat staan en gooit zijn mantel open. Daaronder draagt hij slechts de reeds bekende onderbroek. Spijker merkt hem nog niet op. |
|
|
Sinterklaas denkt even na, rent dan twee stappen naar voren, gooit zijn mantel af, blijft een moment uitdagend staan en rent weer terug de bosjes in. Spijker die op hetzelfde moment aanstalten maakt om de stok te gooien, schrikt zich een ongeluk en raakt uit balans. Hij moet moeite doen om niet te vallen. Hij wordt woedend en smijt de stok de bosjes in waar Sinterklaas is verdwenen. De hond rent enthousiast achter de stok aan. Er ontstaat tumult in de bosjes.
Spijker hoort gilletjes, gegrom en geblaf. De hond komt uit de bosjes te voorschijn met een verfomfaaide baard om zijn kop. Sinterklaas zonder baard wil de achtervolging inzetten, struikelt, bedenkt zich en rent terug de bosjes in. Spijker rent achter de hond aan en probeert hem de baard te ontfutselen, wat echter niet lukt. De baard scheurt aan flarden. Spijker loopt schuldbewust naar de plek waar de fietser is verdwenen. Daar is echter niemand te zien. Wél hoort Spijker vreemde geluiden. Hij ontdekt een heel klein speakerboxje dat met een snoer aan de boom hangt. Uit het speakertje komt zachtjes muziek waardoorheen af en toe een hondje blaft. De hond van Spijker blaft terug. Spijker trekt het speakertje uit de |
boom. De hond begint het snoer te volgen dat kris kras door het bos ligt. Spijker loopt achter de hond aan, terwijl hij het snoer om zijn arm rolt.
scène 6 Spijker komt met een enorm bos snoer om zijn arm bij een heuveltje met een houten deurtje. Het snoer loopt onder het deurtje door het heuveltje in. Na enige aarzeling doet Spijker het deurtje open. Daaronder bevindt zich een trap naar beneden. Spijker en de hond dalen af. De deur valt achter hen dicht. Ze komen terecht in een donkere, tunnelachtige gang. De rechte wanden weerkaatsen het geluid van vallende druppels. Er is nauwelijks iets te zien. Uit het speakertje dat Spijker in zijn hand houdt is alleen nog maar geruis te horen. Spijker steekt een lucifer aan, een vlammetje flikkert op. Spijker en de hond volgen voorzichtig het snoer dat over de grond loopt. Na een paar meter slaan ze een hoek om. De hond piept zachtjes. scène 7 Ze komen bij een deur waar het snoer onderdoor loopt. De deur staat op een kier en er valt een klein streepje licht doorheen. Uit het speakertje komt geen geluid meer. Achter de deur hangt een gordijn. Spijker en de hond lopen door, de |
|
|
deur valt achter ze dicht.
Achter het gordijn bevindt zich een verlichte ruimte van een vierkante meter. Tegenover Spijker hangt weer een gordijn, waar het snoer ook onderdoor loopt. Aan de zijmuren hangen verschillende onderbroeken. Spijker hangt het speakertje met bos snoer aan een haak. Als hij aanstalten maakt om achter het gordijn te kijken, wordt het gordijn abrupt vastgepakt. Het hoofd van de fietser verschijnt. fietser: ‘Wil het een beetje lukken?’ spijker: ‘Eh… Eigenlijk…’ fietser: ‘Probeert u deze anders even!’ De fietser overhandigt Spijker een zwarte, rubberen onderbroek en verdwijnt. Spijker staat sullig met de broek in z’n hand. Uit het speakertje komt ineens een flard muziek, direkt gevolgd door een hoop gekraak, waarna het weer stilvalt. Spijker gluurt langs het gordijn en tot zijn verbazing ziet hij een heren-ondermodezaak, waar verschillende mannen, slechts gekleed in onderbroek, zichzelf in spiegels staan te bekijken. Het is een ouderwetse winkel met houten wandkasten. Aan de muur hangen |
diverse broekjes. Op de houten toonbank en in glazen vitrines staan allerlei accessoires opgesteld zoals feestmutsjes, feestneuzen, maskertjes, nep-oren en brillen.
Sommige klanten hebben een maskertje of een feesthoedje op. Eén van de klanten ziet Spijker gluren en steekt zijn hand op. klant: ‘Hai.’ Spijker trekt geschrokken zijn hoofd terug. scène 8 Spijker probeert zo onopvallend mogelijk vanachter het gordijn te voorschijn te komen en schuift ongemakkelijk naar één van de spiegels. Hij heeft alleen een lang onderhemd aan dat tot over zijn billen komt. Met zijn handen houdt hij de rand van het hemd angstvallig naar beneden. De hond blijft dicht in zijn buurt. Voor de spiegel aangekomen bekijkt hij zichzelf en trekt heel voorzichtig zijn hemd een klein beetje op. De klant die hem gegroet heeft komt onmiddellijk op hem af en rukt het hemd omhoog. Daaronder heeft Spijker de rubberen onderbroek aan, een hoog model maar duidelijk een paar maten te klein. Spijker, geheel overrompeld, kijkt in paniek alle kanten op. |
|
|
klant:
‘Zo te zien zit hij heel goed, is het niet?’ spijker: ‘Ja… eh… eh… hij knelt een beetje!’ klant: ‘O maar dat komt wel goed, er zit veel rek in!’ De klant begint aan de rubberen onderbroek te trekken. klant: ‘Ik heb er trouwens zelf ook een, en ik moet zeggen, hij zit echt heel fijn!’ Nauwelijks heeft hij zijn zin afgemaakt of er wordt achter in de winkel een deur opengegooid. Harde intromuziek wordt ingezet. Iedereen kijkt op. In de deur staat de fietser. Hij draagt voor de helft een show-kostuum: een kort cowboy-jack met franjes aan de mouwen, een cowboy-hemd en een sjaaltje om de nek, zijwaarts geknoopt, een cowboy-hoed en een puntneus. Van onderen draagt hij slechts een witte onderbroek, om zijn heupen hangt een riem met twee holsters waarin pistolen. Aan zijn voeten draagt hij leren laarzen met sporen. Naast hem staat een klein hondje met een hoedje op. Het is een circusachtige entrée. |
De muziek sterft weg en het wordt stil. De fietser loopt met zware, dreigende stappen en een geheimzinnig zelfverzekerd lachje op zijn gezicht op Spijker af. Deze krijgt het vreselijk benauwd. De fietser trekt tergend langzaam een pistool uit het holster en richt het op Spijker. Spijker probeert achter de klant te schuiven. De fietser houdt het pistool op Spijkers neus gericht. De spanning stijgt, de andere klanten kijken en houden hun adem in. De fietser kijkt Spijker diep in de ogen. Spijker snakt naar adem. Dan, na een diepe ademteug en met een wanhopige blik in zijn ogen, begint Spijker heel gevoelig met diepe stem tot de fietser te zingen.
[Illustration] spijker: ‘Are you lonesome tonight…’ De fietser laat langzaam zijn pistool zakken. Hij kijkt, enigszins in verwarring gebracht, om zich heen. Hij richt zich weer tot Spijker en weet niets anders te doen dan mee te zingen. Spijker zet een sneller en vrolijker lied in en begint zingend door de winkel te lopen. De fietser volgt hem en zingt mee. Spijker zet een nog vrolijker lied in en begint te dansen. Hij raakt erg op dreef. De klanten worden ook enthousiast en beginnen in koor mee te zingen waardoor er een musicalachtige en feestelijke sfeer ontstaat. |
|
|
De fietser schiet al dansend in de lucht. Spijker grijpt verschillende hoedjes, tooien en attributen en zet deze om beurten op zijn hoofd. Iedereen loopt zingend door elkaar heen te dansen.
De twee hondjes hebben elkaar gevonden. Ze zitten rustig naast elkaar en kijken het absurde feestgewoel met een meewarige blik in de ogen aan. |