[p. 398]
Sandile Dikeni
Gedichten
Lied van het spoor
voor mijn broer Dicey,
die stierf aan tbc bij de spoorlijn
Het begint met een lach
hard en ademloos
als staal:
Xhegwazana pheki’papa
Xhegwazana pheki’papa
sayithath’apha
sayibek’apha
sayithath’apha
sayibek’apha*
Mijn mama maakt pap
mijn oma maakt pap
mijn mama maakt pap
mijn oma maakt pap
Neem het hier
zet het daar neer
neem het hier
zet het daar neer
Daar
komt de nacht
zwetend
uitwasemend
[p. 399]
sleept de ingewanden
in een bloedrode haal
die het zweet
van de jeugd afvoert
weg
de wreedheid van de wereld in
die je koud achterlaat
koud wanneer de zon
zijn gulle deken van licht ontvouwt
die nooit de binnenkant raakt
en been en merg verschrompelen
ijs
steen
binnen, buiten
binnen de sporen
waar we roepen:
Sojikel’emaweni
emaweni,
Sojikel’emaweni
sojikel’aphi na he?
he wena
sojikelaphi na he
he wena
We buigen de kliffen
de kliffen
we buigen de kliffen
de kliffen
we buigen ze voor jou
en jou
hé jij!
Onze adem is heet
als het sissen van Makadas de stoomtrein
die tegen de wintermuur van een Karroo-droogte puft
en zwenkt en doolt
door onze levens
[p. 400]
donker en zwart
als het roet van de kolenmijnen
van Newcastle
waar nog meer zwart bloed hoest
van diep onder de grond
Sishov’ingolovane
ngolovane
Sishov’ingolovane
ngolovane
We duwen de kleine kolentreinen
tegen de witte winteradem
die kraakt onder onze laarzen,
tot ijskristallen smelt
en nog zullen we
warme verlangens zingen:
Sdudla sibomvu
mathangan’abomvu
Sdudla sibomvu
mathangana’abomvu
zingen, zingen
tot de dood komt
zingt
in onze adem.
[p. 401]
De weg terug naar huis
Als op een dag
een Vrijheid vastgelegd en definitief zou zijn
beschimp me dan niet als ik spuug naar de vruchten der vrijheid
want misschien heeft in mijn bongo
‘t geluid van een weeklacht
en mijn stem, de woede der afstand
en mijn bewegingen
de vervreemding van onvrede
wees niet boos
Wees niet boos
wanneer ik me die samba uit Brazilië niet herinner
of als de Moçambiquaanse feestnachten
de nachtmerries in mijn rood helpen
wees niet boos
Sommigen zeggen
dat ooit in een april
een vrijheid dreigde en kwam
Maar Hitler werd in april geboren
en Lenin viert het leven in april
net als ik
maar waar liggen de grenzen?
vroeg Rosa Luxemburg eens
en ik vraag me af
de vragen van een Namibische dichter
Hoe ver ligt Washington van Pretoria?
En hoe dicht Bonn bij Tokyo
[p. 402]
Daarom
Hoeveel kilometer ligt er tussen honger en rijkdom
hoe groot is de afstand tussen de voldoening
van een natie
en de onvrede van een continent
hoezeer is Afrika eigenlijk een zwarte komedie
voor de Vereninging der naties?
Hoe bevredigend zijn aardappels als hulpmaatregel
uitgedeeld door handen onder het geweervet
Italië houdt van Somalië
zoveel weten we
van Benito Mussolini
En Michael Jackson houdt van Zaïrese kinderen
over de diaspora heen
Hoeveel liefde hebben we nodig om serieus te worden?
Misschien
als we een tango doen in Lederhosen
en zeven keer per dag karate
zullen de G-Zeven ons G-strings geven
om Hollywood in te komen
De opwindendste act
sinds de zionisten de Palestijnen op het altaar legden
en als we pasta eten
komen we er achter dat de afstand tussen
Italië en China even
kwetsbaar is als de liefde tussen
Groot-Brittannië en Noord-Ierland
De hoogdravende ideeën, van de Eiffeltoren
even gek zijn
als de tijdbom-mentaliteit in Big Ben,
even gek
als de liefde tussen Napoleon en Nelson
Hoe ver lachen is Mandela van X?
en zullen we, voordat Y en Z ons opsluiten,
niet liever
de geest van Gaza vragen
[p. 403]
om ons bloed te zijn
en het bloed van de Sioux en de Maya
om onze geest te zijn?
Zodat we het in de trommels van uhuru* roffelen
als het klopt in de wonden
van een continent
Che is misschien dood
maar stond zijn stoel alleen in Cuba?
Dus waarom verbaas je je dan
dat mijn vrijheid
alleen een internationale voor me zingt
want misschien,
heel misschien,
ben ik zo,
zo,
zover van huis.
[p. 404]
Telegram naar de hemel
Blijf bij me
als de zon opkomt
aan een westelijke hemel
met zilveren speren die slaan
naar de aarde en onze jeugd
als de oostelijke horizon
rook ophangt
om een kwijnende droom te vieren
zul je dan mijn beblaarde hand
oppakken en kussen?
Die reis
tussen reflexhandeling
en overtuiging
waar momenten opflitsen
van substantie tot emotie
en waar we instinctief seconden tellen
we in tijden leven dat we tegen de tijd zijn
en impulsen ons beheersen
als ongerichte, ongekozen factor
we het cliché leven als feit
en het feit cliché is
op die ene maat van verandering.
Blijf je bij me
als ik geen halleluja’s meer heb
voor je naam
en in plaats daarvan dahlia’s geef
aan jouw anonimiteit
[p. 405]
als mijn knieën weigeren te buigen voor je schoonheid
maar mijn groei-oog
een altaar opricht voor je ziel
die macht die wakend
het Braziliaanse woud droomt
of in haar wenskracht
onze doden weer opwekt
in Kassinga, Biafra
of waar je hart ook maar woont
tussen de onschuldige doden
Blijf je echt
bij me
als ik opsta
en de wereld toezing
haar grootte
haar grootsheid
om het vermogen zichzelf
ondersteboven te keren
terwijl de bewoners nog geloven
in haar bestendigheid
niet wetend
dat hun hoofden omlaag zijn gericht.
tegenwoordig
knopen ze je niet op aan je strot
tot je sterft.
Ze hangen je aan je voeten
tot het bloed naar je hersenen stroomt.
Het is een bedwelming die je naar de hemel doet reiken
maar de aarde raakt als uiterste
als extase
omdat je een doel bereikt
want sommige reizen zijn zo lang
en veel langer
wanneer je in een droomwoud woont
dat poëzie heet
[p. 406]
Ze zeggen
dat we niet leven bij brood alleen.
Ik weet het.
we overleefden alleen door poëzie,
met poëzie die op onze tongen danste
veegden we het bloed van onze monden
betoverden we onze folteraars
hingen we vrijheidsklokken aan onze ketenen
maakten we muziek uit sirenes
maakten we huizen van gevangenissen
renoveerden we parlementen met golfplaten
smeten we molotovcocktails op ons kwade verleden
bliezen we onze martelaren op in onze breinen
en maakten we heiligdommen van hun graven
weefden we vergeving in onze T-shirts
en probeerden we met de allerlaatste druppeltjes bloed
vrede op kwade donkere hemels te verven
brachten we onze eenzaamheid tot zwijgen
paarden we onze nederigheid aan onze woede
dreven we met hamers en beitels
de hoop diep in onze harten
zwommen we, dansten we en speelden we waterspelletjes in onze tranen
en nu,
nu zwaaien we met vlaggen die zo kleurig zijn
kleuriger soms dan onze toekomst
maar blijf bij me.
Blijf bij me
als de jungle geen boom heeft
als de wind geen adem heeft
als de regen geen zee heeft
de woestijn geen zand heeft
de sterren geen ogen hebben om te zien
God geen genade heeft
en de duivel van het land een barbecue maakt
blijf je nu bij me?
[p. 407]
Blijf, laten we zingen
zangen van ervaring
zingen we, ideeën uit het bewustzijn
en laten we het lot vormen
uit de dorheid van deze,
deze geschiedenis.
Blijf bij me.
Blijf je?
Alsjeblieft?
Uit het Engels vertaald door Jabik Veenbaas