[p. 196]
Hans R. Vlek
Gedichten
Shorty
voor G.S.
Huelsenbeck, geplaagd psychiater te New York,
Van voornaam wel Richárd geheten, rijmde
Oók, ten tijde van Tristan Tzara.
Dus geen limericks uit Cork
Of rotzooi waar hij Arp mee slijmde
Maar ultraboeiend lachend Deédadah –
[p. 197]
Wat is doubledutch?
Denken dat Marie Mary heet,
Oftewel doubledutch tout court.
Voor d’een francose poppescheet,
Voor d’ander ham voor zwoerd –
Invierno, winter, hel – Ter
Racine’s Brittanicus, en snel –
[p. 198]
Groet
naar Stephane Mallarmé
Niets, dit meerschuimmaagdelijk gedicht
Slechts om het glas ontworpen;
In ‘n verte verdwijnen uit het zicht
Groepen sirenen boven witte dorpen –
Wij voéren, o mijn verscheidene gezellen,
Met mij al hoog te paard
En U als strenge garde die bewaard
Voor schipbreuk en ‘s winters ijzige hellen:
‘n Mooie maenade verleidt me thans
– Zonder vrees voor ‘t wervelende geestgedans –
Deze groeten uit te dragen
Van Eenzaamheid, ontvang’klijk, ster
Voor wie de waarden nu hier van her
De heldere intentie onzer doeken onversagen –
[p. 199]
Omtrent de nineviter vischman
… Nisroch slaat Pazuzu…
dubbelsonnet voor BvdP
1
‘Zie ‘t heelal in god’s glorie,
begeer ‘n anders eigendommen niet.’
Wel geen Indusman in elke porie
Blijft me dit toch beknóptst brahmanenlied –
Studeert men liever Spaans als Sanskriet
Krijgt men ‘n tic van dharma met Colón,
Maar die Upanishad vergeet men niet;
Met bijbel als b(r)oek mist men plots japon –
En in Japan hoorde men die regels zeggen
Door Sakyamuni die ze uit kwam leggen
Aan notoire zonaanbidders en dieveggen –
Daarom vind ik ‘r vrijwel alles in,
– Oh dat oud Upanishadbegin -, al-
Les, behalve de Ioanniter vin:
[p. 200]
2
Vanuit ‘t deluviale oerbegin
Zwom Ioannis Vischman d’Eufraat op;
Natuurlijk met ‘n vin
En z’n van assurreliëfs bekende kop:
‘t Is een zeer oude Tigrislegende
En volgens mij, wat vinoloog
Met diploma A nu zwemmend dróog
Harmonieus met wat men anoniem ooit pende
Als openingssloka* der mooie Upanishad:
‘Zie de hemel als grote glorie gods
en zet je hart niet op ‘t bezit Uws naasten -’
Léés die sloka (sloka’s lezen, ‘t is me wat)
En beaam, als brahmaan op Everester rots,
Dat ook ter Indus profeten soms verbaasten –
[p. 201]
Castillo de liria
Bij Valentia, haven van oudromeinse waarde,
Staat ‘n omtranst kasteel onneembaar in ‘t groen –
Berankte wingerdsveld; ‘n oude libergaarde
Waar men ‘n druifdans óoit te blote voet zag doen –
Vooruitgang bestáat, men oogst nu keurig machinaal.
De slaven van weleer werden ‘r goedgeklede heren
En meesters van een ridderlijke Barbertaal
Die ‘r cleanshaven graag Quijote eren –
‘Veut-en monter sur les célestes tours
Escobar sait un chemin de velours’
‘k Mocht ‘t château nog niet bestijgen
– Valencia is me vaak wat appelig en druk
Maar van z’n druif ‘n lierzucht krijgen
Tot wie schreef, en spijsvertering maakte tot geluk –
[p. 202]
Anagrammion pro arte
én BvdP
Hoe hoogsthipmodern men ook mag zijn en wezen:
‘t Schijnt soms goed om Yoga als Goya te lezen.
Men toeft dan niet met swami’s maar gravinnen
En mag – van Yoga níet – ‘n Ebro naar binnen
Slaan voor ‘t maal met menig gratieuze noblesse.
‘n jonge rode Ebro, kom daar Adwaita om!
(Die tracht nu hash, en lacht zich kopstaand krom -)
Goya dus; vraag ‘t Mercedes, nóóit ‘r flessen
Die z’m schonk die hij, vol therebinthessenae
En lijnzaadolie en huismiddeltjes vol duister
In z’n kelder spaarde en Dolores’ dansen
Op ‘n weide, mét ‘r Albuquerque, bei in vol luister,
Vast te leggen op één zijner mind’re doeken!
Kom dáár ‘ns Yoga om, die koning der chapattikoeken –
[p. 203]
De ongodisten
… Da Costa…
Voorwaar, ‘n rare stam, zelfs door Caesar ooit veracht.
Slempende in hun lokalen, door Déliria daarheen gebracht!
O Isaac, Brammezonne, hun bierblik op ‘t trottoir, o wonne!
Vol is nu ‘t land van Uw puikgeduide Ongodisten
Die, naar men in ‘t Vulgairoze zegt; Meen’ge deern bep.sten!
En daarvan verhandelt men nu kieken
Onbarneveldst van Ei, ei, ei –
Isaac, we zijn zéér droef, veed’ren ‘t sepia blíj!
[p. 204]
Van Rock en Samuel
voor Vera Vingerhoeds
‘k Was dertien: ‘Yaketeehyak, yaketheeyák!’ The Coasters
Met hun saxje hadden tenminste iéts te zeggen;
Bijvoorbeeld: dat je afval behoort te leggen
Waar ‘t hoort, niet op trottoirs of roosters gegooid –
‘Pick up the papers and the trash,
or you won’t get no spending cash!’
Als j’aldus properde was je nooit berooid;
Daar hád je engels en je stad wat aan:
‘n Refrein vol schoonheid zonder traan –
Daarna kwam Berry Chuck dan met Nadine,
‘n lied vol échte poëzie, niet van ‘n babylover.
En z’n formidabele uitsmijter scherpgezién:
‘You can’t judge a book by lookin’ at the cover’.
Ach, the Ghetto van the King. Z’n jailgerans
en mooie Muss Sie denn zum Städtele hinaus –
En Kleine Richard, oei, plaats vier, óf drie:
Die maakte nog ‘n salto bij ‘t zien ener Marie –
Daarna wérkelijk geen syllabe meer gehoord.
‘k Mocht overgaan op ‘t abstract accoord
Van Sam, Sam who made the bridge too long.*
‘n Onsterfelijke Blakey, ‘t omgekeerde ener song –