[p. 330]
Anne Vegter
Gedichten
Vandaag liep eindelijk de dood over mijn veld
Vandaag liep eindelijk de dood over mijn veld.
Niet met die achterlijke zeis natuurlijk,
maar all up de dood van de plaatjes:
loos, lang, flodderig, geïrriteerd,
trapt een hellehond van zich af,
die bul van de derde,
zo een die bloed ruikt achter elke deur
en te stompzinnig om te snappen
dat aan de dood zelf
geen druppel bloed kleeft.
Steekt mijn veld diagonaal over,
die dood heeft ontwikkeld vorminstinct,
slaat af, god mag zijn bestemming weten
en ik hád natuurlijk opengedaan:
ik sterf al jaren van nieuwsgierigheid.
Als hij me de dood gaf
waar een woord voor staat, dan.
[p. 331]
Soms krijg je een handdruk
Soms krijg je een handdruk, zo onverwacht stevig!
Lang of warm. Je staat versteld van je verbazing,
de nabijheid van wensen. Aftasten zeg je ‘hem’,
als op de achterband een hand, op afstand!
Erin, er tegenin! Vrede.
Zo is het weer mogelijk de dag door,
desnoods om te brengen, nieuws te halen
na twaalven: pauze (bij ons tenminste!).
We wensen het elkaar: goede, driftwaartse, komen.
[p. 332]
Ik dacht eigenlijk aan vier situaties
ik dacht eigenlijk aan vier situaties, liefst pijnlijke natuurlijk
of plaatselijke ongemakken en ook wel: hoe zij dat deed
hoe is het woord voor 1. zie: ontreddering (op naar een tastbaar feest!)
ik vier/er is daar niets dan 2. stronkige eigenschap, humeur
dat kan eens het vlees zeer, echt zeer, oud zeer ook, goed
zelfs dit woord, gelicht met haar tong en tussen haar kaken klem:
3. het smakelijk woord uitdrukking van alles, 4. zie: wil genoten worden
[p. 333]
Een familielid laat weten
Een familielid laat weten:
diep in dit oerwoud heerst
erfelijkheid, toch weet je niet
wat je oploopt tijdens
het schrijven van een rapportage:
iemand hoest je A-4tje weg en voilá
lichtjaren verwijderen de nijlpaarden
zich van de stinkende delen,
waar zij niets van weten.
Niets van willen weten ook.
Aanstellerij, midden in het oerwoud!
[p. 334]
Het haar van mijn oudste is wit
Het haar van mijn oudste is wit,
witter dan het wit van zijn ogen-
is zijn haar witter
dan de grofste korrel in het mijne,
het zwartachtige van zijn vader?
zo ja, waarom?
zijn vaders haar is zwarter
dan het witste wit aan het mijne;
een ijslandse (ook heel wit, ijslanders) zei:
of is het kind van ons?
hij koestert de zon van het noorden
en eet graag pijnboompitten, zei ik
ook tanzania zou mijn kind
met liefde opnemen: witje,
black africa wants you!
we nemen hem mee (hem best)
zoals we op ijsland reisden
[p. 335]
De vertrekken
Nu heeft ze een titel maar denk niet dat er daardoor minder huizen
onder haar bureau:/ voor ratten moet men peillood tot 1,5 meter
beneden stadsoppervlak/ dalen vanaf haar bureau./ Vermoedelijk
treft men daar geen rat, maar gaten in een stelsel dat op leven
wijst./ Welbeschouwd behoort die grond niet tot haar huis, zo-
als haar titel tot vandaag niet van haar was./ Het zou haar goed
staan, ze is lang genoeg, ze zou het huis kunnen kopen: de ruim-
te van een geheel naar haar smaak bedacht vertrek/ (maat van het
woonvertrek, vorm van de zuilen, doorgang naar de keuken)./ Het
liefst laat ze ruimte vrij in de buurt van het keukenblok zodat de
rat die het waagt/ rechtstreeks naar buiten kan vertrekken vanuit
haar kastje./ Zo komen zij op één punt samen: het belang van een
vrijstaande woning. Zonder aanpalende huizen en respectievelijk-
heden/ heeft zij de ruimte om te laten wat zij wil. Een titel heeft
zij daarvoor niet nodig op haar leeftijd:/ de rat behoeft op zijn beurt
haar goodwill, noch haar altijd begripvolle handelwijzen.