Jim van der Woude
De jager
een geïllustreerd scenario uit de serie Spijker
|
scène 1
Het is een Hollandse zomerdag, zonnig met hier en daar een wolk. Spijker loopt door een grillig duinlandschap met bomen en struikgewas. Hij heeft een bruinig hoedje op, knickerbocker met kort sportief jack aan en een rugzakje op zijn rug. Aan de rugzak hangen een paar spulletjes: een metalen kroes, een pannetje. Het is heel stil en rustig in het duingebied. Spijker kijkt door een verrekijker, op zoek naar vogels, die af en toe in de verte te horen zijn. Hij blijft staan en richt zijn blik schuin omhoog, laat de kijker zakken, brengt zijn hand boven z’n ogen tegen het zonlicht en tuurt. Hij loopt naar een boom toe en gaat met zijn rug tegen de stam staan. Uit zijn binnenzak pakt hij een klein vogelboekje en begint te bladeren. Nét op het moment dat hij omhoog de boom in kijkt, valt er iets naar beneden. |
Spijker reageert te laat en het valt ‘pats’ op zijn oog. Vogelpoep. Hij veegt de poep met zijn hand van zijn gezicht en bestudeert de derrie door een loepje. Als hij zijn conclusie getrokken heeft, slaat hij de poep handig van zijn hand. Hoog in de boom begint het te ritselen. Spijker kijkt op en rent de vogel achterna naar een andere boom. Daar blijft hij even staan terwijl hij in zijn boekje bladert. Als de vogel weer opvliegt, rent Spijker verder. Zo zigzagt hij van boom naar boom. Uiteindelijk blijft hij uitgeput staan uitblazen. De vogel is op een tak boven hem gaan zitten. Plotseling klinkt er een daverend geweerschot. Spijker schrikt, pakt zijn kijker en zoekt de omgeving af. Er is niets te zien. |
|
|
Spijker kijkt omhoog naar de boom. De vogel is weg. Hij vloekt en klimt de boom in. scène 2 Spijker heeft zich op een tak boven in de boom geïnstalleerd. Door zijn verrekijker zoekt hij de omgeving af. In de verte ziet hij twee druk gebarende vrouwen lopen. Ze hebben duidelijk hevige ruzie. Spijker blijft niet lang naar dit tafereel kijken maar zoekt verder. |
Plotseling ziet hij niet ver van hem vandaan iemand in een boom zitten die net als hijzelf door een verrekijker de omgeving afzoekt. De man heeft een geweer om zijn schouder hangen: een jager. De jager kijkt Spijker’s kant op en zwaait naar hem. Spijker, nog geïrriteerd over het verjagen van de vogel, zwaait niet terug. Hij ziet de jager zijn geweer pakken. De jager richt op Spijker en schiet! De metalen kroes die aan Spijker’s rugzak hing wordt in één klap weggeschoten. Spijker valt van schrik bijna uit de boom. Als hij weer naar de jager kijkt ziet hij dat deze is verdwenen. Spijker klimt de boom uit. Als hij halverwege de stam is, klinkt er wéér een schot. Z’n hoedje vliegt van zijn hoofd. Doodsbenauwd klimt Spijker versneld verder, het laatste stukje springt hij. scène 3 Beneden gekomen kijkt Spijker behoedzaam om zich heen terwijl hij zijn hoedje weer opzet. Boven hem in de boom ritselt het weer. Als hij omhoog kijkt, valt er weer een poepje op zijn oog. Dit keer veegt hij het geïrriteerd meteen weg. |
|
|
scène 4
Spijker loopt in de richting van de boom waar de jager zat. Hij passeert een kunstschilder die onder een boom met een schilderij bezig is. Spijker loopt naar hem toe, zonder te kunnen zien wat er op het schilderij staat: twee vechtende vrouwen. De schilder draagt een alpinopet en heeft een dasje om. Hij heeft een baardje in de vorm van een kwast. Een oudere, artistieke man. spijker: ‘Pardon meneer, heeft u misschien een jager gezien?’ schilder (nadenkend): ‘Een jager, een jager…’ spijker: ‘Ja, u weet wel, met zo’n geweer!’ schilder: ‘Nee… nee, die heb ik niet gezien, daar kan ik u niet mee helpen. Maar ik heb overigens ook een vraagje voor u! Kunt u mij misschien helpen aan een tube groene verf?’ spijker: ‘Groene verf?’ schilder: ‘Ja, ziet u, ik ben namelijk iets te enthousiast met deze kleur bezig geweest!’ |
spijker:
‘Nee, groene verf, dàt heb ik niet. Maar trouwens: blauw met geel vermengd wordt groen!’ schilder: ‘Blauw met geel wordt groen? Hé, dat is een goeie tip! Als dat zo is, dan red ik me wel.’ De schilder begint direct op zijn palet te roeren. Spijker loopt verder. scène 5 Spijker loopt zoekend om zich heen te kijken. Plotseling klapt er vlak voor zijn voeten een groot houten konijn omhoog. Spijker springt naar achteren. Er klinkt een schot en meteen klapt het konijn weer weg. Spijker, hevig geschrokken, kijkt snel om zich heen. |
|
|
Zijn blik valt op iets onduidelijks in een boom. Hij pakt z’n verrekijker erbij en ontdekt de jager. Hij loopt naar de boom toe. De jager zit op een tak met z’n rug naar Spijker toe. Hij zit onbeweeglijk stil. Spijker fluit op zijn vingers. De jager reageert niet. Er klinken twee geweerschoten. De jager in de boom wordt getroffen en stort naar beneden zonder een kik te geven. Spijker deinst terug maar sluipt dan naar het roerloze lichaam toe. Hij durft hem niet aan te raken, maar tikt er voorzichtig met zijn voet tegenaan. Spijker ontdekt met een pop van doen te hebben. Bij nader onderzoek blijkt de pop, afgezien van zijn kleding, niet op de jager te lijken. Op zijn kop heeft hij een onheilspellende grimas. Plotseling hoort Spijker iemand hard lachen. Hij draait zich om, maar ziet niemand. Op zijn gezicht verschijnt een nerveus trekje. Hij loopt in de richting van het gelach, wat meteen verstomt. Weer klinkt er een schot! Spijker draait weer terug. De jager staat breed lachend tot zijn knieën in de grond voor hem. |
Spijker doet een stap in zijn richting, waarop de jager wegspringt een kuil in. Spijker rent naar de plek waar de jager verdween. Als hij daar is klapt er weer een houten konijn omhoog. De jager is nergens te zien. Er klinkt een schot en ook dit konijn klapt weg. Spijker draait zich om en ziet de jager op een andere plek staan. De jager kijkt Spijker met een vreemd lachje aan. Hij pakt een vierkant doosje uit zijn zak en laat het Spijker zien. Hij speelt er wat mee, draait het om en om en houdt het bij zijn oor. Spijker volgt de bewegingen van de jager nerveus. Net als hij wil vragen wat de jager nu eigenlijk van hem wil, krijgt hij het doosje naar zich toegeworpen. |
|
|
Hij strekt in een reflex zijn armen uit om het te vangen. Alsof hij schrikt van wat hij doet, trekt hij op het laatste moment zijn handen terug, zodat het doosje op de grond valt. Spijker blijft even besluiteloos staan. Hij blijft uit zijn ooghoeken naar de jager kijken. Uiteindelijk pakt hij het doosje op. Als hij het deksel opendoet komt er een hard lachend geluid uit. Spijker kijkt op. De jager is verdwenen. Spijker heeft geen tijd zich hierover te verbazen want zijn aandacht wordt getrokken door de twee vechtende vrouwen die hem passeren. Ze worden gevolgd door de kunstschilder die, zijn ezel op zijn rug gebonden, al lopend verder schildert. Spijker sluit het doosje terwijl hij naar het passerende drietal kijkt. Het lachen verstomt, alleen het gekijf van de vrouwen is te horen. Ze schenken geen aandacht aan Spijker. Als ze voorbij zijn, zet Spijker het op een lopen. Hij rent naar een boom waar hij zich achter verschuilt. Hij verdwijnt uit het zicht. |
Spijker kruipt in tijgersluip over de grond, doelgericht op iets af. Op enige afstand van hem steekt het achterhoofd van de jager boven een heuveltje uit. Spijker kruipt er behoedzaam heen. Hij heeft inmiddels een dikke ronde stok gevonden waarmee hij een flinke klap hoopt uit te delen. Spijker komt tot vlak bij het hoofd en heft de stok omhoog. Net als hij de stok op de jager wil laten neer- dalen draait het hoofd zich vliegensvlug om. De jager heeft een brede grijns op zijn gezicht. Spijker gooit van schrik de stok enkele meters weg. |
|
|
Even blijft de jager hem aankijken, dan schiet het hoofd als een duveltje uit een doosje omhoog. Spijker overwint zijn angst en sluipt heel voorzichtig langs het wiebelende hoofd verder om achter het heuveltje te kijken. Daar ligt een stelletje half ontbloot hevig te vrijen. Spijker herkent de jager. De jager kijkt plotseling op en ziet Spijker. De vrouw ziet hem ook en slaakt een gilletje. Ze probeert snel haar naakte delen te bedekken. De jager springt verontwaardigd op en begint Spijker overdreven woedend uit te schelden. Spijker gaat rechtop zitten en hoort de jager verbouwereerd aan. jager: ‘Hé jij daar.’ Spijker kijkt achterom. jager: ‘Ja, ik heb het tegen jou ja! Wat zijn we aan het doen? Zoek je iets? Viezerik!’ (tegen de vrouw): ‘Wat een vies mannetje!’ (tegen Spijker): ‘Wat zei je? Hé? Wou je er soms bij komen liggen?’ |
(tegen de vrouw): ‘Hoor je dat? Hij wil er bij komen liggen!’ (tegen Spijker): ‘Smeerlap.’ Spijker stijgt het schaamrood op de kaken. De jager wordt steeds kwaaier. jager: ‘Kom dan naar beneden als je het lef hebt!’ Hij grijpt zijn geweer en wil op Spijker richten. Spijker is echter afgeleid en kijkt omhoog. De jager kijkt met Spijker mee de lucht in. Op dat moment valt er iets op zijn oog. Een grote klodder vogelpoep. De jager verstijft. Gefladder van een wegvliegende vogel is te horen. Spijker kijkt even met een blik van herkenning naar het besmeurde gezicht van de jager, pakt zijn boekje erbij en kijkt weer omhoog. Hij rent, terwijl hij in de lucht kijkt, zigzaggend weg. De jager en de vrouw blijven verbluft achter. |
|