Toine Moerbeek
Afscheid
Dit is het laatste Tirade-nummer waarbij ik als redacteur betrokken ben. Dat ik nu vertrek en mijn plaats in alle vertrouwen afsta aan Erik Menkveld is omdat de schildersmuze nog verleidelijker is dan ik vier jaar geleden al vond.
Wat betreft de wisselwerking tussen literatuur en schilderkunst, waar Tirade in de afgelopen periode stelselmatig aandacht voor vroeg, lag mijn persoonlijke nadruk op de schilderkunst. Binnen de redactie was hierover een vruchtbare discussie gaande. In de vorige Tirade verstrengelde George Moormann zijn gedichtencyclus met de tekeningen van Serge Onnen, waarbij het vertrekpunt, van weerskanten, allereerst literair was. Bij de getekende screenboards van theatermaker Jim van der Woude of de tekenfilms van de Zuid-Afrikaanse alles-kunstenaar William Kentridge, daarentegen, was de eerste impuls picturaal. Het touwtrekken tussen het een of het ander is opvallend vaak aan de orde in het genre van het kinderboek, waarbij niet zelden de auteur tevens de illustrator van zijn werk is. Met de komst van Mirjam van Hengel als derde redacteur, stond Tirade ook steeds meer open voor dit specifieke amalgaam terrein, met als gevolg dat de tekenende auteurs zoals Wim Hofman en Harriet van Reek min of meer vaste medewerkers zijn geworden. De onacademische, speelse toon van de Tirade die ons drieën, George, Mirjam en mij, voor ogen zweefde, was consequent terug te vinden in de opfrissende bijdragen van Guus Middag. De meest geslaagde nummers waren ook volgens die mentaliteit het meest avontuurlijk; met een simpel trefwoord haal ik ze weer compleet voor de geest zoals het ‘ei’-nummer, god/dog, ‘de halfslaap’ of ‘zuivere herinnering’.
Hoewel ik trots ben op diverse resultaten, werd de afgelopen periode me toch te zwaar. Toen ik eind 1995 aantrad als redacteur was er een anti-propaganda gaande tegen het literaire tijdschrift. Algemeen was men toen van oordeel dat haar functie overgenomen was door de media, met name door de culturele of literaire bijlagen van de dag- en weekbladen. In mijn
voortvarendheid meende ik dat er nog verschillende, ongebruikte kansen lagen voor de polemiek, gezien de vele verschuivingen en tendensen buiten de literatuur, als bijvoorbeeld het spirituele reveil in de hedendaagse (gecomponeerde) muziek.
Ik ben toen echter gaan merken hoe verlammend een strikt literaire norm kan zijn. De substantiële, polemische stukken die binnenkwamen – gevraagd of op initiatief van auteurs – waren niet altijd goed geschreven. Schilders, musici of andere specialisten buiten het literaire domein, hebben niet voor niets hun vak gekozen. Mijn opvatting dat een literaire concensus binnen de redactie geen obstakel mag zijn voor een buiten-literaire verkenning heeft vaak tot discussie geleid, aangezien ik vind dat redacteuren carte blanche dienen te hebben wat het werven van kopij aangaat. Mijns inziens doet dit vasthouden aan de vorm meer kwaad dan goed, aangezien auteurs van spraakmakende stukken hun podium buiten het literaire tijdschrift gaan zoeken en ook vinden. Misschien schrijf ik daar nog wel eens een polemisch stuk over – dat ik dan natuurlijk graag aan Tirade zal toesturen.
Vanzelfsprekend blijf ik mijn vroegere companen, George en Mirjam, volgen en wens ik ook Erik veel nieuwsgierigheid en fantasie toe. Verder dank ik iedereen van de uitgeverij voor de medewerking in een kameraadschappelijke sfeer.