[p. 198]
Rutger Kopland
Gedichten
En omgekeerd
Een foto met een landschap van steeds meer ergens
verdwijnende bergruggen tot er niets meer is
dan ver verdwijnend licht
ik kijk en denk: dit moet dus zijn gebeurd
precies zoals ik het nu zie
één keer weliswaar maar toch
en omgekeerd: uit het licht in de verte komen
steeds meer bergruggen op mij toe
een stille gestolde golvende zee
is er dan niets gebeurd, is dit dan de wereld
die wij niet kennen, de wereld waarin
dat gebeurt wat wij niets noemen
maar wat zijn deze gedachten meer dan
een paar weemoedige veronderstellingen
[p. 199]
Dear James
Dank voor wat je me zond vanuit
je slapeloze nacht
driftig neergeschreven dichtregels
alsof je daarin zocht
naar verweer tegen kleinheid en vergetenheid
oog in oog met niemand en niets
dan jezelf en de tijd.
Gaf het je kracht te denken
aan die regel van Shelley die je citeert:
het verlangen van de nachtvlinder naar de ster?
Vond je verweer in die regel
die je zelf uitdacht:
het schuifelen van de schildpad naar de zee?
Het troostte mij te denken:
hij heeft gelijk – het gaat niet alleen
over hem.
[p. 200]
Over het verzenden van een ansichtkaart
Op de ansichtkaart staan een paar mannen
ze spelen pétanque onder een plataan
aan hun voeten een paar kogels
ze hebben het spel stilgelegd en denken na
ze zijn in een kring gaan staan
hun hoofden gebogen over wat daar ligt
er ligt een probleem
zo te zien ligt er een probleem
ik kan lang kijken naar deze kaart
het zal daar bijna avond zijn
het warme einde van een dag
en terwijl niets beweegt daar
groeit onzichtbaar langzaam een vraag
de vraag: wat nu
ik zou je deze kaart graag willen toezenden