Wim Hofman
Notities bij de muur van Altena in Vlissingen
Op dit kleine stukje strand aan de voet van de oude muur, is bij laag water veel te zien, stenen vooral, oorlogspuin, stukken oorlogsbunker, kleine en grote resten van ontelbare grote en kleine rampen, blokken bazalt, bakstenen die langzaam afgeronde vormen aannemen en gladder worden. Ze worden steeds kleiner en slijten, zoals oud zeer of als woorden. Zij lijken op eieren van oranjerode droomvogels, komen nooit uit, ze kennen geen tijd. Wat nog meer? Stukken huis- tuin- en keukentegeltjes, een mes zonder heft, een freem van een damesfiets, een schedel van een hond, zeepokken erop, comfortabele grotwoning voor allerlei schorriemorrie, en dan over dat alles heen een dun laagje schilderachtige, bruingrijze definitieve modder. Fotolijstje zonder foto, een oude werkschoen, zonder echte werkmansvoet, in plaats daarvan een botloze moddervoet, met daarin wormen in plaats van aders, en daarin weer modder in de vorm van de wormen. Ja, vooral veel stenen,
scherven, keien, stukken metaal hier smeten ze jarenlang vuil en puin, huisvuil, slachtafval en allerlei rommel van de muur.
*
Ooit gooide een man een jute zak met een kat erin van de muur de zee in. De kat wist eruit te komen, zwom naar de muur en vloog als een razende tegen de muur omhoog. Dat vertelde mijn vader. Hij zag het zelf, en de man die die zak in zee gooide, noemde hij De Nooijer. Er wonen hier veel De Nooijers. Er staan, in het telefoonboek, onder Vlissingen, wel vijftig De Nooijers! En wie weet hoeveel er niet in staan. Zoek maar eens uit welke De Nooijer het was, geen beginnen aan. Misschien was het een Van Belzen. Die zijn er ook veel. Bovendien is het lang geleden.
*
Wat mijn vader ook ooit vertelde was dat hij met zijn kameraden hier in de buurt dikwijls ging zwemmen. Ze doken van stenen bij de marinehaven, maar ook van de paalhoofden. Er waren er toen meer dan nu. Een van de jongens dook, maar kwam niet meer boven. De anderen doken en vonden hem met zijn hoofd tussen twee palen geklemd, onder water. Met grote moeite en in paniek kregen ze hem los, een oor scheurde er half af en een stuk vel met haren kwam los. Misschien hadden ze sneller en met nog meer kracht moeten trekken: het was te laat. Toen ze hem eindelijk op de kant hadden was hij dood.
*
Op een oude gravure uit zestienzoveel zie je de muur en het strand met daarop een paar galgen, de gehangenen waren voer voor de meeuwen en kraaien, de ogen werden het eerst uit de hoofden weggepikt, dat waren nog eens tijden. Op de gravure zie je niet veel vogels, je moet door een loep kijken wil je ze zien, en dan denk je dat het lettertjes zijn, kommabacillen. Op de gravure zie je alleen de galgen, palen met een dwarsbalk of met een karrenwiel erop. Geen lijken, golven sloegen de halfvergane lichamen weg, hoofdkrabben, palingen deden de rest. Of de graveur had geen zin ze te tekenen. Dat kan natuurlijk ook.
*
Je hebt hier soms grote golven. Ze zien de muur, die gemaakt is uit moed en angst. Dat weten ze. Ze komen van ver, de golven, uit de zee, ze zijn niet van gisteren, ze wrijven zich als het ware eerst in de handen, maken tempo en gooien zich dan met volle kracht tegen de oude muur, met als gevolg dat ze daartegen schitterend wit en schuimend omhoog vliegen, ze willen verder, tegen de muur op, de dijk op, en hoog, hoog de lucht in, zo hoog als maar mogelijk is.
*
Aan de voet van de bakstenen muur met zwarte rand en felgroene alg een kapotte fles, de donkergroene geschiedenis van een fles met hier en daar een lichtje, de zon gaat hier mooi onder in Vlissingen, in elk scherfje en splintertje een dof groen Vlissings zonnetje.
*
In het hoekje van de muur is wat zand, met wat zwart wier, stokjes, bleek als botjes, stukjes kleurig plastic om alles wat op te vrolijken. Daar slapen ‘s zo-
mers de vrouwen in de zon, ze zijn niet echt moe, ze doen maar alsof, ze slapen misschien ook niet echt, ze glimmen van alle kanten, ze hebben elkaar ingevet, hier en daar lijken ze een beetje gepaneerd met zand, ze willen bakken, bruin zijn die avond al of desnoods rood als stoofpeertjes, ze kunnen dan trots ‘s avonds zeggen tegen de spiegel of tegen hun man: kijk eens, man, kijk eens, mijn vel! En die man wil dat dan wat graag! Ze dromen daar al van, die vrouwen, als ze daar liggen, ze zijn nog lang niet levensmoe. Of ze denken aan vroeger toen ze nog jong waren en er van nature verleidelijk uitzagen met hun vlechtjes en strikken, maar toch maar moeilijk iemand strikten. De jongens hadden misschien iets anders te doen.
*
Hier kwamen af en toe vaders en moeders met kinderen vuurtjes maken, herinner ik mij. Ze hadden bakken met brooddeeg en stokken en aluminiumfolie en flessen cola en sap en zo hadden ze in een mum van tijd een stokbroodfeest. Ze maakten de vuren steeds groter en mooier en lachten, al kregen ze rook in de hun ogen. En ze praatten en praatten en de kinderen aten het hete brood zo van de stok of met aardbeienjam en de honden die ook meegekomen waren kregen de restjes, de zwarte korstjes met ook een kloddertje jam.
*
Op een steen een vliegencircus, ze vliegen even een rondje of een ander, grilliger figuurtje als je in hun buurt komt. De kromme puntige poten en de rug van een krab, achtergelaten wapentuig, verloren bij een gevecht en na een walgelijke doodsstrijd, ze zijn immers geen partij voor de meeuwen.
Hier in de buurt werd veel gevochten. Het is nu stil, er klinkt geen trommelvuur en kanongebulder, al staan er een paar oude stukken toeristisch geschut, en is er een Kruppstalen bunkerkoepeltje in de dijk. Hier om de hoek lag Uncle Beach met zijn bunkers, prikkeldraad, rommelasperges, verraderlijke palen. Het eerst de beste Buffaloe van de geallieerden voer ergens op vast. Het was donker, de Oranjemolen een zwart silhouet tegen een oranje vuurgloed. De ochtend was mistig, de lucht vol rook uit de puinhopen van een murwgeschoten en kapot Vlissingen. Er bestaan foto’s met soldaten weggedoken achter de dijk, je ziet ze denken: wat doen we hier? Waarom moeten we op de foto? Als ze al dachten. Er bestaat ook een foto van krijgsgevangen Duitsers, ze moeten voor de Troops spullen aan land dragen en staan met hun Feldgrau in het grijze water. Wat denken die Otto, Franz und Helmut op die foto? Scheisse? Scheisse Scheisse?
*
De witte letters zijn bijna weg: HERDENK TSJERNOBYL stond jarenlang onder op de muur. De letters waren groot, misschien bestemd voor de schepen? Welke brigade schildert (on)geduldig al die letters op de muren in Vlissingen: HERDENK TSJERNOBYL, RMS, GA TOCH FIETSEN!, BORSSELE DICHT, en elke keer opnieuw ZIMMER FREI op die bunker?
*
Ach, die eeuwige meeuwen. Daar heb je ze weer. Ze zitten dan op het water, dan op het strand, dan op de zwartgroene palen van het paalhoofd, elke meeuw als een wit puntje op een zwarte i. De meeuwen, ze cirkelen rond boven het water rond de molen op de dijk. Ze doen je in de verte denken aan politici. Ze draaien rond lijken eerst niets van plan duiken dan naar iets, of niets, roepen iets naar elkaar. Of niets. Een paar meeuwen laten kloddertjes drek en mosselen op de keien vallen. En dan denkt zo’n zachtaardige mossel nog zo veilig opgesloten te zitten in zijn staalblauwe schelp! Een tik en hij is er geweest.
Foto van de soldaten op Uncle Beach: Gemeentearchief Vlissingen