[p. 101]
Leo Vroman
Gedichten
Mijn beste gedachten
Gedenk mij en gedenk mij niet
ten bate van het stof dat ik zal worden
maar van de schrijver die ik ben geweest
en ten bate van de geestesarme horde
die nog steeds niets van mij leest;
verzin een graf dat iedereen vergeet
en versier het met verlepte rozen
ten bate van de vele namenlozen
die nog steeds niet weten hoe ik heet.
Kweek palmen tussen palfrenieren
en dadelbuitelaars in de woestijn,
laat mijn badjing en mijn andere dieren
de koninginnen onzer steden zijn,
laat spiegelbout en baddeloepen
de kwijl des lands van koeien wezen
en hun uierdoppen Welkom roepen
voor wie dit lezen.
[p. 102]
Praten en praten
Moet waarlijk dit schaars behaarde
lijf met zijn schaarse gaten
deze ontaardende aarde
waar bijgeloof leidde tot haat en
de zogenaamde vijanden
al moe van de dood en van de
verbranding door de straten
voort worden gesleurd,
hun aangebrand vlees verscheurd,
moet ik werkelijk deze aarde
en ik blijf maar praten en praten
heus deze aarde verlaten,
het bloed van de onbedaarde
bloeddorst, die wereld waar
een Aartsvader met huid en haar
wordt verguld en aangebeden,
bestribbeld en bestreden?
Ik ben toch nog niet klaar?
Want wat heb ik mogen bereiken
ik heb over vrede gekeuveld
en duizenden zijn gesneuveld
ik heb over oorlog gezeurd
en literair zitten doen en
sindsdien zijn er nog miljoenen
het verkeerde graf in gesleurd.
[p. 103]
Ik wilde wel die vele
doden minstens wat strelen,
gleed in een blauw licht binnen
bij hun geschonden gezinnen,
ook nu nog af en toe
maar ik word wel moe.
Als ik, zeg maar overmorgen,
geen slachting heb kunnen voorkomen,
dan houd ik mij in de dromen
van de doden verborgen
het hindert niet waar.
Of leg mij dan maar
bij de uitgeprate
beenderen van weleer
een of andere wijsgeer
even uitgepraat neer.