Klaas de Vries
Golem of Frankenstein?
In Musils Der Mann ohne Eigenschaften gaat de hoofdpersoon op zoek naar ‘die uitdrukking die het doel van een beweging, nog voor het is bereikt, op een of ander gunstig moment moet vinden, opdat het laatste stuk van de weg kan worden afgelegd, en dat is altijd een gewaagde, volgens de stand van zaken nog niet te rechtvaardigen uitdrukking, een combinatie van exact en niet-exact, van precisie en hartstocht’.
Hoewel het hier bij Musil gaat om het ontwerpen van een fundamenteel ander model voor de moraal (sic), is het tevens een uiterst rake formulering van de noodzakelijke motivatie of ambitie voor het ontstaan van een werkelijk belangwekkend kunstwerk. In zo’n werk gaat het niet om ‘de voorlopige of terloopse uitdrukking van een overtuiging die bij een betere gelegenheid tot waarheid verheven, maar evengoed ook als een dwaling aangemerkt zou kunnen worden, maar om de unieke en onveranderlijke gedaante die het innerlijk leven van een mens in een beslissende gedachte aanneemt. Niets is er vreemder aan dan de onverantwoordelijkheid en half-voltooidheid van de invallen die men subjectiviteit noemt, maar ook waar en onwaar, mooi en lelijk, wijs en onwijs zijn de begrippen die van niet toepassing zijn op dat soort gedachten die nochtans gehoorzamen aan wetten die niet minder streng zijn dan ze onuitsprekelijk lijken’. (vrij naar Musil)
Als we nu specifiek de muziek met deze gedachten verbinden dan wordt voor de zoveelste keer duidelijk dat uitleg, hetzij in de vorm van analyse dan wel in de vorm van een parafrase als poging de muziek een ‘inhoud’ te ontfutselen, ons niet meer opleveren dan een verbleekte foto of het stoffelijk overschot van wat eens een levend organisme was.
Misschien is het een interessante vraag of er leven te blazen is in iets wat zogezegd als stoffelijk overschot ontworpen is. Daarom – tegen beter weten in – de volgende poging tot synesthesie, in de vorm van een als parafrase geschreven recensie van een imaginaire compositie.
Gehoord: op een ondeelbaar, eeuwigdurend ogenblik.
Locatie: aan de koude rand van de wereld.
Recensie: ‘Dit werk is te vergelijken met een veelkantig geslepen, briljante ring, waarvan de lichtweerkaatsing van zo’n onverdraaglijke intensiviteit is, dat zij in eerste instantie de blik verblindt. Het is vergeefse moeite de ogen te sluiten. Als ontelbare, exploderende sterren blijft de nauwelijks verzwakte schittering op het scherm aan de binnenkant van de oogleden nagloeien. Slechts na verloop van tijd is het wederom geopende oog in staat de ruimte waar te nemen die door de ring omsloten wordt. De steen die zich daar bevindt vertoont talloze geleidelijk veranderende kleuren met een zachte glans die naar het midden toe steeds donkerder wordt en zich in de kern verdicht tot een inktzwarte stip. De ronde vorm lijkt, misschien onder invloed van de haar omringende schittering van tijd tot tijd in elliptische vormen te worden afgebogen en geeft daardoor de indruk van een vloeibare materie te zijn gemaakt. Vloeibaarheid betekent beweging. De beweging versnelt en wordt intensiever. Zij trekt de omringende schittering en daarbij zelfs de beschouwer in haar draaikolk naar binnen en stuwt haar met onweerstaanbare kracht naar de zwarte kern. De kern is het laatste wat overblijft als onverbiddelijke punt achter deze tegelijk ultrakorte en onbepaald lange compositie.’
Beste componist, ik wens u vernuft, inspiratie en bovenal moed bij deze onmogelijke opdracht. Laat de Golem nog eenmaal verrijzen! Of wordt het Frankenstein?