Kasper Jansen
Aardse duisternis en hemelse lichtheid
Tussen aarde en hemel klinkt muziek. Muziek is trillende lucht, ontsproten aan de menselijke geest in de vorm van geschreven noten en tot leven gebracht door musici en zangers die met instrumenten en stembanden de vrijwel immateriële en onzichtbare lucht in beweging brengen. De muzikaal trillende lucht zweeft slechts tijdelijk tussen aarde en hemel. De muziek reikt naar het hogere en het eeuwige, uiteindelijk daarin vervliegend, tot de lucht weer opnieuw in muziek wordt herschapen.
Tussen aarde en hemel is ook de titel van een muziekstuk dat die gedachte van het eeuwig-cyclische belichaamt. Het getal 6 speelt daarin een grote rol: het symboliseert het laatste aardse stadium voor het heilige getal 7. Dichter bij de hemel, waar ook Sint Cecilia, de heilige van de muziek regeert, kan men vanaf de aarde opstijgend niet komen. Met zes instrumenten brengen zes musici een zesdelig stuk ten gehore, een muzikale benadering van de eeuwige volmaaktheid. Olivier Messiaen vond dat men zich op aarde bij het luisteren naar zijn muziek al in de hemel kan wanen. Bij Messiaen vervalt zo het ‘tussen’ van Tussen aarde en hemel en dan liggen aarde en hemel zelfs tegen elkaar aan. Ook Karlheinz Stockhausen heeft zulke gedachten: ‘Als mijn muziek op aarde weerklinkt, trilt het hele universum mee.’
Ondanks die referenties naar het kosmische en het eeuwige is Tussen aarde en hemel een in lengte beknopt stuk. De betekenis ligt niet in het langdurig meebeleven van een tijdsverloop, maar in de alomvattendheid van de gedachten en associaties die worden opgeroepen. Het gaat hier niet om de duur – geen enkele lengte van een muziekstuk kan zich meten met de hier opgeroepen dimensies – maar om de intensiteit van de vele lagen waaruit Tussen aarde en hemel is opgebouwd.
Tussen aarde en hemel is geschreven voor het Ensemble Klang dat musiceert met deels traditioneel en klassiek instrumentarium – piano, trombone en slagwerk – en deels eigentijdse instrumenten: twee saxofoons en een gitaar. De zes delen van Tussen aarde en hemel gaan zonder onderbreking in elkaar over. Alles in dit cyclische stuk heeft immers met alles te maken, het slot kan zó weer overgaan in een herhaling van het begin.
In elk van de zes delen heeft een van de instrumenten een solistische rol. In het eerste deel – een soort ‘Genesis’ – heeft de linkerhand van de pianist de hoofdrol. In de volgende delen krijgen de andere instrumenten solistische rollen en aan het slot laat de pianist met zijn rechterpink de hoogste noten pianissimo glinsterend stralen. De aardse duisternis, waarnaar we straks onvermijdelijk moeten terugkeren, is tijdelijk even verdreven door hemelse lichtheid.