Elmer Schönberger
Muziek-van-horen-zeggen
In Maastricht vond onlangs de eerste uitvoering van een ongewoon muziekproject plaats. Onder het motto ‘Worte ohne Lieder’ bracht het Ensemble Klang enkele composities in première waarin, letterlijk, de klinkende daad bij het beschrijvende woord werd gevoegd. Normaal gesproken lezen componisten nagelbijtend in de krant wat zij precies gemaakt hebben, voor deze gelegenheid waren de rollen omgedraaid. Het organiserende podium had enkele (beroeps)luisteraars uitgenodigd een recensie te schrijven van een gedroomd concert en vervolgens evenzo vele toondichters de aldus geevoceerde Fantasiestücke in klinkende werkelijkheid om te zetten. Hoe genoemde recensenten de vertolking van hun dromen hebben ondergaan, is niet bekend. Verbijsterd? Verrukt? Ook nagelbijtend? Hun namen zijn een goed bewaard geheim, evenals hun fictieve kritieken.
Dat is jammer, want nu kan ik alleen beschrijven wat ik zélf heb gehoord, niet wat ik door mijn geachte collega’s geacht werd te horen. Mocht het beschrijven van muziek een even heikele zaak zijn als het verklanken van beschrijvingen, dan moet niet worden uitgesloten dat in dezelfde harmonieën waarin ondergetekende bij wijze van spreken de compositorische verbeelding van een zonsondergang signaleerde, zijn collega oorspronkelijk droomde van een zonsopgang. Of van een onweer, een aardverschuiving, een sterrenregen – wie zal het zeggen.
Beschrijving en beschrevene zijn weliswaar familie van elkaar, maar niet zelden in de zoveelste graad. Om de muziekfilosofische verwarring te vergroten stel ik voor het Maastrichtse experiment voort te zetten. Ik nodig dan ook van harte een volgende nietsvermoedende componist uit om op zijn beurt mijn woorden weer in muziek om te zetten, waarna een volgende criticus… Enzovoort en zo verder, met als doel de vervaardiging van een eindeloze keten van muziek-van-horen-zeggen waarin de klank even ver van zijn oorsprong afdwaalt als het woord dat van mond tot oor gaat in een kring van fluisteraars. U weet hoe dat gaat: het begint met ‘klank’ en eindigt via een geleidelijke metamorfose via ‘klang’, ‘klam’, ‘klamp’, ‘lamp’ en ‘lomp’ uiteindelijk in ‘romp’.
Het toeval wil dat laatstgenoemd principe ten grondslag lag aan een van de meest saillante stukken op het programma van Ensemble Klang. KlankRomp luidde de titel, maar het had evengoed BrandZalf of MoordKind kunnen heten. Het is een muziek van geleidelijke veranderingen, niet van de minimalistische aftelrijmpjessoort maar van de retorische laat-ik-het-eens-anders-zeggen-soort, waarin nieuwe maar ogenschijnlijk gelijkwaardige herformuleringen uiteindelijk resulteren in nieuwe betekenissen. Was het toeval of opzet dat KlankRomp zich weinig gelegen liet liggen aan het macho-karakter van het aanwezige instrumentarium (saxen, trombone, piano, gitaar, slagwerk) en het, integendeel, meer in naklank dan in attaque, meer tussen dan in de noten zocht?
Hoe dan ook, met klanken die afkomstig leken uit het hetzelfde niets als waarin zij na gedane zaken weer oplosten, werd een genuanceerd, soms bijna schroomvallig betoog van traag van kleur en intensiteit verschietende toonconstellaties opgebouwd waarin het even vreemd als aangenaam toeven was. Weldadig die plotselinge stiltes, betoverend die verre slagwerkklapjes, des te schrikwekkender de enkele schrille uithaal die deze poging tot idylle zo wreed maar met voelbare noodzaak verbrak. KlankRomp: de titel klinkt stoerder en rechtlijniger dan de muziek, die weliswaar weet wat zij wil maar na eenmalige beluistering nog genoeg te raden laat.
Niet alleen KlankRomp, ook de rest van het programma stond nog nat van de inkt op de lessenaars. Het ensemble van dienst slaagde er steeds opnieuw in de illusie van intieme vertrouwdheid met de onbekende noten te wekken en beschikte over de vereiste hoeveelheid jeugdige overmoed om de onderneming tot een goed einde te brengen. Zowel de uitgevoerde componisten als de musici zouden gebaat zijn bij een aantal herhalingen van het concert. Dames en heren, zaaldirecteuren, het is maar dat u het weet.