[p. 85]
Alfred Schaffer
Gedichten
De liederlijkheid op herhaling
Buiten geen bereik. De derderangs bediening, de gang van zaken
overzien, waar bleef de zangeres van vlees, wie hield je voor de gek,
jij, met je grijpgrage vingers, doelgericht, je geur verdampt, de toon
gezet, de roes van overwinningen, het stamelen, je tal een zekerheid,
de stille liefde voor je gasten – alles met een zachte hand de deur
gewezen roep je proost, op ons, op haar, waar zij ook mocht zijn,
net als jij nu voor een raam waarin de nacht een blauwdruk was, dat
zij je hoort. Richt je aandacht op dit grondgebied, dwaze vrijplaats,
ergens in een zijstad, een geduldig luisteraar die toeziet hoe een taxi
stopt en optrekt voor het groene licht. Lege straat, mens van glas.
[p. 86]
Ondertiteling overbodig
De mismaaktheid is gearriveerd. Alles kwam met grote kracht terug,
zomerfris door de stad, het wezenlijke achterop, de smaak van oesters.
Het nonchalante gefluit is niet van de lucht, het gefluit is een knipoog
naar haar lichaam als standbeeld, als souvenir, als een stuk speelgoed
in je zweterige handen, droom een kogel door het hoofd van je rivaal,
vind jezelf knielend terug, haar vinger in je mond, haar klamme inborst,
haar vorm, een roos een roos, vertroebel je verheerlijking. Je bent niet
los te wrikken, weg te slaan, wat welwillend commentaar was welkom,
er kwam geen eind aan de verbazing – zorg voor dichte mist, zeg iets
prachtigs buiten verwachting. En jij maar denken dat dit eenvoud was.