[p. 62]
Victor Schiferli
Gedichten
Broeder ezel
Je voeten dragen benen en borst,
je kunt geen herinnering omhelzen
en je hoofd weet nergens van.
Al jaren op de planeet, elke avond
voet op tafel, hand aan glas,
hond op grond, krant op schoot.
Dat klinkt prozaïsch, dat is het.
Waar is de poëzie? Die is weg.
Verstorven met het daglicht.
We drijven rond in de atmosfeer
alsof de kaart van Nederland
iets onveranderlijks is.
Op de hoek woont een tuinman
je weet waar hij zijn aarde haalt,
hij zwaait bij het oversteken.
[p. 63]
Een gezaghebbend man
Bent u een gezaghebbend man,
een geducht tegenstander,
een bikkel van een vent,
een niet uit te vlakken factor?
Binnen enkele decennia
bent u een bemoste steen,
een verstrooide windvlaag,
een stapel botten zonder mening.
Daarbij liggen uw stropdassen
samen met de schemerlamp
en de bruikbare besteklade
bij de kringloopwinkel in de buurt.
Ik zie dat u een snor draagt,
dat is nergens goed voor.
U bent een gezaghebbend man.
[p. 64]
Herhaling van zetten
Je moet het opnieuw zeggen.
Als je je tegen uitspreekt
wordt gezegd dat je voor bent,
omdat je het hebt gezegd.
De boodschap ging verloren,
het onderwerp werd onthouden.
Niet wat je zei maar wat
onthouden werd groeide uit
tot buitengewone proporties.
Er was geen houden aan.
Alle remmen gingen los.
Iedereen was in gesprek.
Daardoor werd het vreemd,
afwijkend, onaanvaardbaar
en bleef het op jouw conto.
[p. 65]
Lessen in paniek
Dit is wat je hebt geleerd
als kind: zijn je ouders
in paniek, blijf dan kalm.
Waarschijnlijk raken ze
alleen maar meer in paniek.
Controleer de situatie
door te denken aan een ding:
de pendule in de gang,
het duister in de afvoerput.
Wat te doen bij brand?
Daar maar niet aan denken.
We zitten in de kelder,
we eten uit een weckpot,
we dragen klamme bad-
pakken op de groei.
[p. 66]
Blokkade
Je begon met een plastic tasje
maar inmiddels is de gang
gevuld met vuilniszakken.
Ook de buren hebben geklaagd,
vanwege brandveiligheid
moeten ze melding maken.
Je leven zit in die zakken
maar niet op volgorde,
daar kom je niet aan toe
zo lang die verzameling
de gang blokkeert. De politie
kan er niet door, de brandweer
is niet gekomen, je vrienden
staan in de file, je ouders
zijn al jaren met vakantie.
[p. 67]
The bag i’m in
Binnenkomst in de hotelkamer.
Je leest je naam op de televisie,
een warme welkomstgroet.
Je schakelt hem uitje koffer
naast het opgemaakte bed,
je gezicht een zwarte spiegel.
Beneden in de neutrale bar
een vrouw die niet op je wacht.
En jij wacht op niemand.
Dan de nacht in, de straat
die onafzienbaar is. Nergens
een hoofd dat knikt, iedereen
zieltogend of aan de drank.
Terugkomst in de hotelkamer,
nu zonder welkomstgroet.