Onvertaalbare zinnen en mooiste woorden
Noem een onvertaalbare zin, luidde ons verzoek. De meeste vertalers vinden dat die zin niet bestaat.
Roel Schuyt: ‘Een echt onvertaalbare zin wil mij niet te binnen schieten. Er bleek altijd wel een oplossing mogelijk. Wel ben ik zinnen tegengekomen die op zichzelf volkomen duidelijk zijn, maar toch niet zinvol in de context lijken te passen. Zoals in het bij Van Gennep te verschijnen boek De nieuwkomers van de Sloveense auteur Lojze Kovac̆ic̆. Daarin is sprake van tramdraden die te laag hangen, waardoor soldaten zich aan een vlag vasthouden als aan een omheining. Dan zou je iemand moeten kunnen bellen of e-mailen. Maar Kovac̆ic̆ is helaas reeds overleden.’
Rokus Hofstede: ‘“Onvertaalbaar” is, net als “onleesbaar”, een normatieve, geen beschrijvende term. In hogere zin is alles vertaalbaar, of niets. Omdat een vertaling nooit een één-op-één-relatie heeft met een origineel, en omdat de grens tussen vertaling in engere zin en bewerking vlottend is, hoeven zelfs de weerbarstigste teksten, hoe aporetisch ook, een vertaler niet af te schrikken, al leiden ze dan tot de nodige metaforische hoofdbrekens.
Het bekendste gedicht van François Villon is ongetwijfeld zijn “Épitaphe Villon” (Grafschift voor Villon), soms ook “Ballade des Pendus” (Ballade der Gehangenen) geheten, met als openingsregels:
Kijken we naar een paar willekeurige Nederlandse vertalingen van die regels, dan zien we onmiddellijk dat de vertalers, onderhevig aan rijmdwang, terugvallen op gezochte of ongelukkige formuleringen: “Gedenkt ons zacht, gedenkt ons niet vilein” (Ernst van Altena), “zal God u graag verge-
ven ook medeen” (Bert Decorte), “Omdat gij meelij had met ons verdriet” (Wim de Cock). De gelegenheidsvertaling die ik (zie elders in dit nummer) van deze regels maakte, pretendeert allerminst zaligmakend te zijn. Maar omdat de bestaande vertalingen niet voldoen, heb ik gemeend mijn aporie apotropaeïsch te moeten benaderen, zoals vertaalwetenschappers zeggen – het noodlot van de onmogelijke ideale versie af te wenden door een nieuwe poging te ondernemen. Onvertaalbaarheid is een prikkel.’
Barber van de Pol: ‘Een onvertaalbare zin bleek “Call me Ismael”, de beginzin uit Moby Dick; over gevleugeld gesproken! Het is geworden “Noem mij Ismael”. Dat is best, maar ik had op een wonder gehoopt. Er móest iets zijn dat net zo lokkend klonk, dacht ik, maar ik heb het niet gevonden.’
Kees Mercks: ‘Of die is er niet of alles is onvertaalbaar, m.a.w. elke zin wordt vertaald, maar de vraag is in hoeverre de vertaling ook adequaat is. De principiële onvertaalbaarheid schuilt in de verschillen tussen bron-en doeltaal, ofwel de klank-betekeniscorrelatie is uiteraard anders. S-t-r-o-p betekent in het Tsjechisch “plafond”. De meeste problemen leveren die gevallen op waarin met die klank-betekenis wordt gespeeld of gewerkt. Dat gebeurt het meest in poëzie, maar komt ook vaker dan men vermoedt in het proza voor. Met name daar waar het klankspel een functie vervult, levert dat meestal problemen op. Onoverbrengbaar wordt dat waar klankspel niet beperkt is tot een enkel, geïsoleerd geval, maar wanneer dat uitgebreider voorkomt en een betekenisverband suggereert tussen diverse woorden. In mijn vertaling van het begin van het beroemde romantische gedicht “Mei” (1836) van Karei Hynek Mácha gaat natuurlijk een en ander verloren door toepassing van rijm en metrum, maar principieel ook woorden met een “a” die een onderling verband lijken te hebben tegenover woorden met een “i”. Bijvoorbeeld: twee a’s in het woord “láska” dat in het Nederlands “liefde” met een “i” en een “schwa” betekent, tegenover woorden als “stín” en “klín” (schaduw/schim resp. wig/schoot). Tja, wat begin je dan?
Het grappigste voorval in dit verband deed zich voor toen een Tsjechische een van mijn vertalingen van Hrabal hooglijk prees: ze beweerde dat ze nooit het idee had gehad dat ze de roman in het Nederlands las, zo dicht stond het taalgebruik bij het origineel. Dat klopte ook omdat later bleek dat ze deze roman niet in mijn (ongetwijfeld voortreffelijke) vertaling, maar in het Tsjechisch had gelezen…’
Karol Lesman: ‘Bestaat niet. Want als er één onvertaalbare zin bestaat, dan zijn alle andere zinnen ook onvertaalbaar. Zeker, soms heb je van die zinnen die onvertaalbaar “lijken”, maar dan begint het te kriebelen en slaat de ambi-
tie toe om alles te vertalen en worden “onvertaalbare” zinnen als: mieduwalszczycy skarmi na widok czarnego beata, buwaja piecyty (uit: Nienasycenie [“Onverzadigbaarheid”] van Stanisław Ignacy Witkiewicz) uiteindelijk vertaald met: “tussenwuivers vroederen bij het zien van de zwarte beaat, grollend ovoor”.’
Arthur Langeveld: ‘Onvertaalbare zinnen bestaan niet. Of misschien beter gezegd: minstens de helft van alle zinnen is onvertaalbaar. Het is de kick van het vertalen om er dan toch een bevredigende oplossing voor te verzinnen.’
Theo Kars: ‘Woordspelingen zijn de nachtmerrie van iedere gewetensvolle vertaler omdat ze vrijwel nooit letterlijk te vertalen zijn en als regel geparafraseerd moeten worden. In El Criticón heeft Gracián het over een “empanada” (“pasteitje”) dat naar “de echo ervan” smaakt (dat wil zeggen naar “nada”, en over “pernil” (“ham”) waarvoor hetzelfde geldt (naar “nil”). Een onvertaalbaar zinnetje uit El Criticón: “schildwachten die gesyncopeerde Nero’s waren”, d.w.z. “no’s”.’
Hero Hokwerda: ‘In Ritsos’ lange gedicht Ismene (1966-71) wordt ergens de maan vergeleken met een tapsí: “En er was maan – een maan groot en rond als een tapsí.” Ieder die de ronde Griekse bakblikken van blinkend aluminium kent (zeker als ze nog gloednieuw zijn) zal dit beeld meteen begrijpen en ook kunnen waarderen; ook als woord klinkt tapsi lang niet slecht. Maar wat moeten we hier in godsnaam met ons woord bakblik?’
Gerd Busse: ‘Zou zo’n zin nou echt bestaan? Ik ben hem tot nu toe gelukkig nog niet tegengekomen.’
Paul Beers: ‘Hoe moeilijk veel zinnen ook kunnen zijn, onvertaalbaar zijn vooral zinnen met woordspelingen, “Kalauer” in het Duits. Menasse heeft daar een handje van, vooral in zijn laatste roman Don Juan de la Mancha. Hieruit deze: “So ähnlich wird es wohl gewesen sein. Ungefährlich, ich meine ungefähr. Keine Ahnung, wie es wirklich war.” Wie in mijn vertaling op pag. 53 deze passage opzoekt, vindt daar: “Zo ongeveer zal het wel geweest zijn. Geen idee hoe het werkelijk was.” Het gecursiveerde zinnetje dat letterlijk vertaald luidt: “Ongevaarlijk, ik bedoel ongeveer” heb ik begrijpelijkerwijs laten vallen. Omdat dit zinnetje makkelijk gemist kan worden, want niets toevoegt, heb ik ter compensatie “ähnlich” met “ongeveer” vertaald. (Ik vond deze “Kalauer” trouwens nogal opzettelijk.)’
Rob van der Veer. ‘Onvertaalbare zinnen bestaan niet, geloof ik. Onvertaalbare woordjes misschien wel, maar onvertaalbare zinnen, nee. Om te beginnen is alles uit te drukken of weer te geven in iedere denkbare taal, zij het soms in de vorm van een omschrijving die uitvoeriger is dan in de brontaal. Als volledige zin kan het woordje “gezellig” problemen opleveren (“Ik
kom morgen ook.” “Gezellig!”), maar de combinatie “een gezellig avondje horeca” biedt al meer wat houvast voor de vertaler.
Misschien bestaan onvertaalbare zinnen ook niet omdat wij ze als vertaler niet mogen negeren. Weglaten is geen optie, elke poging is beter dan niets. André Brink gebruikt als motto voor zijn mémoires een smakelijk aforisme van de Amerikaanse honkbalspeler Yogi Berra, die eenzelfde hoeveelheid gevleugelde uitspraken op zijn naam heeft staan als in Nederland Johan Cruyff. Hij gaf kennissen de volgende routebeschrijving naar zijn huis: When you come to a fork in the road, take it. Brink verwerkt deze uitspraak in zijn inleiding en stelt dat een genomen keuze niet de definitieve keuze hoeft te zijn, maar dat er andere keuzes blijven bestaan als mogelijkheid, nog lang nadat de oorspronkelijke keuze is gemaakt.
Berra zegt in feite: “Als je bij een tweesprong komt, moet je die nemen.” (Het woord “tweesprong” was inmiddels onontkoombaar geworden door de titel die Meulenhoff voor Brinks herinneringen had gekozen.) In het Amerikaans krijgen zijn woorden een extra hilarische lading, omdat je ze ook kunt opvatten als advies over eetgerei dat je onderweg ergens aantreft; tegelijkertijd krijgen ze er een schijn van normaalheid door. Ik weet eigenlijk niet wat ik met dat zinnetje aan moet. Letterlijk vertalen met “Als je bij een tweesprong komt, moet je die nemen” of iets toevoegen, omdat er met een letterlijke vertaling een element wegvalt: “Als je bij een tweesprong komt, moet je een kant kiezen.” Voor de laatste vertaling valt veel te zeggen, omdat uit Brinks mémoires blijkt dat hij inderdaad een kant heeft gekozen, en wel door stelling te nemen tegen de apartheid, maar het hilarische valt weg, zelfs al geeft de vertaling exact weer wat Berra bedoelt, want wat hij wilde zeggen is dat je over elk van beide wegen bij zijn huis uitkwam.
Ik moet hoe dan ook een keuze maken. Er zal zeker een oplossing komen te staan, misschien niet een die alles dekt, maar voldoende om de naam vertaling te dragen.
(Inmiddels heeft mijn partner me de juiste weg gewezen: “Als je bij een tweesprong komt, moet je de ene kant kiezen.” Onvertaalbaarheid heeft dus blijkbaar ook met partnerkeuze te maken.)’
Hans Boland: ‘Ofwel geen enkele zin is vertaalbaar, ofwel geen enkele zin is onvertaalbaar. Dat komt omdat een zin – in een literaire tekst – altijd in een context staat, en een zin die los van enige context misschien niet te vertalen is, wordt binnen zijn context opeens wel degelijk vertaalbaar. “Leentje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan” is zonder context onvertaalbaar, maar zodra er een achtergrond/context wordt gegeven kun je hem
in elke willekeurige taal vertalen; ik kan me althans geen taal voorstellen waarin dit soort klankzinnen niet wordt geconstrueerd. Misschien moet je in het Chinees kiezen voor een zin waarvan elk woordt begint met een r, maar dat zijn details.’
Mark Leenhouts: ‘In het geval van het Chinees zijn de meest onvertaalbare dingen, of laten we het houden op de “moeilijkst vertaalbare” dingen, waarschijnlijk idiomatische uitdrukkingen, waarachter geheel andere culturele denkpatronen of gewoonten schuilgaan; de verschillen zijn immers groter dan bij bijvoorbeeld de Europese talen, die al eeuwenlang met elkaar in aanraking zijn. Het standaardvoorbeeld is dat “al gegeten?” in het Chinees een gewone begroeting is, die je goed zou kunnen vertalen met “hoe gaatie?” Lijkt een kleinigheid, maar daar zijn uiteraard veel ingewikkelder varianten op, waarbij je je telkens moet afvragen: is het Nederlandse equivalent te vervlakkend of de letterlijke vertaling te exotiserend? Dat geldt ook voor spreekwoorden, die vaak bol staan van (historische) verwijzingen: de directe omzettingen van Lulu Wang, bijvoorbeeld, werken vaak onbedoeld op de lachspieren.’
M. d’Hane Scheltema: ‘Menigeen zal antwoorden dat je als vertaler vaak tekort schiet, een cliché. Ik word daar vaak een beetje kriegel van, want het gaat niet om zin per zin, maar om het geheel. Er zijn veel zinnen met dubbelzinnige betekenis of met woordspelingen of eigentijdse satirische details die onvertaalbaar zijn, zeker na 2000 jaar, en die laat je dan lopen. Maar dat haal je elders wel weer in. Zo bijv. regel 4 van Ovidius’ Metamorphosen: “ad mea perpetuum deducite tempora carmen” = “(leidt) mijn (eeuwig) gedicht naar mijn tijd”, maar waarbij de woorden tussen haakjes minstens twee andere bedoelingen hebben.’
Jan Mysjkin: ‘Het paginalang doorlopende palindroom van Georges Perec uit 1969, toepasselijk Le Grand Palindrome geheten.’
Wat is het mooiste woord uit de taal waaruit u vertaalt?
Barber van de Pol: ‘Het mooiste woord in het Spaans, de taal waaruit ik meestal vertaal, is mujer (vrouw). Het komt regelrecht van het Latijnse mulier, maar draagt de sporen van de eeuwenlange overheersing door de moren in de vorm van die heerlijke jota. Het laaiende van de flamenco klinkt er in door.’
Rokus Hofstede: ‘Met permissie, een onzinnige vraag. Is “con” het mooiste
Franse woord? Of “convive”? Of “concupiscence”? Of “amour”, zoals de Franse scholieren in overgrote meerderheid menen? Voor een vertaler zijn de mooiste woorden misschien de moeilijkst te vertalen woorden, conform het principe difficilia quae pulchra. Mooi vind ik in het Frans uitdrukkingen als “nuit blanche”, “à voile et à vapeur” “entre la poire et le fromage”: tussen peer en kaas vertelt je zeilende, stomende tafelgenoot over witte nachten vol concupiscentie.’
Karol Lesman: ‘Een gemene en vermoedelijk niet geheel toevallig direct na de vorige gestelde vraag, waarop het antwoord in elk geval en vanzelf onvertaalbaar zal zijn. Dus deze vraag sla ik over.’
Arthur Langeveld: ‘Nadryv, uiteraard een onvertaalbaar woord met als betekenis een heftige emotionele uitbarsting. Iets waar Russen heel sterk in zijn.’
Hero Hokwerda: ‘De natuurlijke neiging bij het kiezen van mooiste woorden lijkt te zijn, dat het dan ook om een “mooi” begrip moet gaan; maar waarom zou er voor iets kwalijks niet een mooi woord kunnen zijn? Met andere woorden, wat betekent “mooi” in deze vraag? Is Auschwitz alleen door de grimmige klank al niet een “prachtige” aanduiding voor datgene wat er na 1945 mee wordt aangeduid (“mooier” dan de lieflijker klinkende Poolse naam voor die plaats, Oświȩcim)? Of leg ik hier te veel hinein? Wat is op dit punt de verhouding tussen inhoud en vorm (die geacht worden onscheidbaar te zijn)? Ons woord kwal lijkt door zijn klank de lading ook heel mooi te dekken, maar het Griekse médhousa klinkt mij minder onaangenaam in de oren (ook al is de Medusa uit de antieke mythologie ook geen lieverdje).
Maar vooruit, dan toch maar een mooiste Grieks woord (in overleg met Frans van Hasselt): charmolýpi, een woord voor een (niet alledaags, maar wel degelijk voorkomend) gevoel dat een combinatie van twee tegenstrijdige gevoelens is: de eerste helft duidt vreugde aan en de tweede helft verdriet, dus zo ongeveer als in ons “blij-verdrietig”, maar dan een stuk verhevener klinkend. En dan hebben we waarachtig ook nog het woord klafsíyelos, voor zoiets als “huillachen”.’
Gerd Busse: ‘Misschien is dat wel de “snelbinder”, want dat is in het af en toe wat grondigere Duits het “Gepäckträgerspannband”.’
Paul Beers: ‘De redactie is al te superlatief in haar vragen: “uw grootste”, “uw mooiste”, “het mooiste woord”. Een van de zeer mooie Duitse woorden is “Fingerspitzengefühl”, bij het vertalen onontbeerlijk. En bij het toch al zo mooie Frans is het nog moeilijker kiezen. Ik sla het woordenboek open en prik: “merveilleusement”.’
Rob van der Veer. ‘Ik heb ooit een Amerikaans meisje doen gruwen door haar mede te delen dat ik, louter afgaand op klank en cadans, het woord dandruff zo prachtig vond. Ik stelde me daar iets etherisch bij voor, een op ijle voetjes voorthuppelend wezentje, dan-druff, feeëriek van de ene wolk naar de andere zwevend. Maar zij keek me aan alsof ik gek was. Gelukkig is dat al heel lang geleden.’
Esselien ‘t Hart: ‘In navolging van de verkiezing van het mooiste woord van de wereld – het Turkse woord “yakamoz” dat “weerspiegeling van de maan in het water” betekent – is door een Pools internetforum in 2007 het mooiste woord in het Pools gekozen. De wedstrijd is gewonnen door het woord “jutrzenka”, dat “morgenster” of “morgenrood” betekent. Een Pools tongbrekertje, dat wel natuurlijk!’
Jan Mysjkin: ‘Hottentottententententoonstelling. Tja, ik vertaal ook uit het Nederlands. Mocht Nederlands niet meetellen, dan zeg ik “lalelele”, wat geen yéyé-refreintje uit de jaren zestig is, maar in het Roemeens staat voor “de tulpen”. Het woord “lalele” (tulpen) is zo zangerig dat het uiteraard een liedje is geworden. De liefhebber van het levenslied nodig ik uit te googlen op “Lalele, lalele, frumoasele mele lalele” (Tulpen, tulpen, mijn mooie tulpen), liefst te beluisteren in de hartsmeltende oerversie van Luigi Ionescu. Tulpen zijn overigens een zeer begeerd Nederlands importproduct hier te lande, meer bepaald in Piteşti, ook genoemd Oraşul Lalelelor (De Tulpenstad).’