Hanny Michaelis
Wonen in Amsterdam. Brieven aan haar huisbaas
Bezorgd door Nop Maas
De nota’s die Hanny Michaelis schreef als ambtenaar van de afdeling Kunstzaken van de Gemeente Amsterdam hadden een zekere reputatie. Eindelijk een kunstambtenaar die kon schrijven. Het was trouwens al meer mensen opgevallen dat Hanny Michaelis goed schreef. Haar ‘ex’ Gerard Reve heeft haar vele malen aangespoord zich op proza toe te leggen, maar ze had er waarschijnlijk toch te weinig zelfvertrouwen voor. Wél heeft ze een aantal opstellen en recensies over boeken gepubliceerd in bladen als Tirade en nrc Handelsblad.
In januari 1974 verhuisde Hanny Michaelis van de Oudezijds Achterburgwal 55III naar de Reguliersgracht 19II. Dit pand werd verhuurd door de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel (kortweg: Stadsherstel). Ergens in de daaropvolgende jaren streepte de dichteres in het huurcontract twee artikelen aan: artikel 4 dat verbood om gehuurde ruimte in gebruik af te staan aan derden of personen te laten inwonen die niet tot het huisgezin behoorden (dergelijke praktijken werden overigens oogluikend toegestaan) en artikel 7 lid 7 dat de huurders ertoe verplichtte geen overlast of hinder aan de buren te veroorzaken.
Gepokt en gemazeld als zij was in de ambtelijke wereld, had Hanny Michaelis geen schroom om zich met klachten en vragen te richten tot Stadsherstel. Zij werd ook natuurlijkerwijs de spreekbuis van de bewoners van Reguliersgracht 19. Evenals de nota’s op het stadhuis, kregen haar brieven bij Stadsherstel een reputatie.
De eerste brieven ontving men bij Stadsherstel in februari en maart 1979. Gedateerd 2 februari 1979 had Hanny Michaelis de aankondiging ontvangen dat het bouwbedrijf Van Scheppingen haar keuken ging verbouwen, ‘alsmede meerdere bijkomende werken’ ging uitvoeren. Op 3 februari schreef zij terug:
*
Zeer geachte heer T.,1
Uw brief van 2 dezer heb ik met belangstelling gelezen, waarbij de volgende vragen zich aan me opdrongen:
a. | welke werkzaamheden omvat de door u aangekondigde verbouwing van de keuken op de etage die ik bewoon? |
b. | waaruit bestaan de door u aangekondigde ‘meerdere bijkomende werkzaamheden’? |
c. | zijn aan de onder a. en b. bedoelde werkzaamheden consequenties verbonden voor de huurprijs van de door mij bewoonde etage en – zo ja – welke? |
d. | wanneer zouden de onder a. en b. bedoelde werkzaamheden moeten worden uitgevoerd? |
Voor een beantwoording van bovenstaande vragen dank ik u bij voorbaat.
*
Op 12 februari nam Hanny Michaelis telefonisch contact op met Stadsherstel, alwaar men zou zien of haar vragen schriftelijk beantwoord konden worden. Zij meldde: ‘vóór dat antwoord kan er bij mij niet worden gewerkt.’ Het antwoord kwam op 15 februari; het bevatte een lijst van geplande ingrepen en de verzekering dat een en ander geen huurverhoging tot gevolg zou hebben. Twee dagen later schreef Michaelis:
*
Zeer geachte heer H.,
Veel dank voor uw beantwoording van mijn vragen in uw brief van 15 dezer. Met name de specificatie van de werkzaamheden was verhelderend, maar wekt tegelijkertijd de indruk dat hier een misverstand in het spel moet zijn. Uit verschillende onderdelen valt namelijk op te maken dat het zou gaan om een herindeling van de keuken, t.w. ‘uitvoeren van de nodige sloopwerken’, ‘gedeeltelijk muurwerk afbikken’, ‘electra aanpassen’, ‘aanrecht herstellen’, ‘gootsteen aansluiten en eventueel gootsteenleiding vernieuwen’ en ‘gasaansluiting verplaatsen enz.’. De wens daartoe heb ik evenwel nooit te kennen gegeven. De huidige indeling voldoet uitstekend en elke wijziging zou mij bij het gebruik van de keuken voor problemen plaatsen, wat naar ik aanneem niet uw bedoeling kan zijn.
Voor een soortgelijk raadsel stelt mij het onderdeel ‘aanrechtblad en gootsteenbak vernieuwen’. Het granieten aanrecht is onbeschadigd en ik
zou het niet graag inruilen voor een veel minder praktisch stalen aanrecht (om van hout of kunststof maar te zwijgen). Ook over de gootsteenbak heb ik geen klachten, noch over de afvoer.
Voor de goede orde moge ik eraan herinneren dat zowel de heer Van der L. (die destijds in opdracht van Stadsherstel een kijkje in mijn keuken heeft genomen) als recentelijk de heer T. van mij geargumenteerd te horen hebben gekregen dat ik aan eventuele herindeling en vernieuwing van aanrecht en gootsteenbak niet de minste behoefte had. Beide heren konden mijn redenering delen en verzekerden dat de door mij niet gewenste ingrepen achterwege zouden blijven. Wel heb ik bij die gelegenheid gewezen op scheuren in de achterwand van het gootsteenkastje, die weliswaar met kranten zijn dichtgepropt, maar niettemin roestvorming op daarvoor gevoelige voorwerpen veroorzaken. Voorziening in dit euvel zou ik ten zeerste waarderen. Plafond en muren (voor zover niet betegeld) verkeren in deplorabele toestand zodat ik zeer erkentelijk ben voor de werkzaamheden die daarin verbetering brengen, evenals over het schilderen van het houtwerk.
Gelet op het bovenstaande ga ik er van uit dat u met aanpassing van de werkzaamheden in de door mij aangegeven zin kunt instemmen, tenzij u mij anders laat weten.
*
Ruim een maand later, op 25 maart 1979, volgde nog een andere brief:
*
Zeer geachte heer H.,
Dezer dagen ontdekte ik een spontane zwammenkweek in de bovenhoek van de W.C.-ruimte, op de plek waar de toevoer van de waterleiding het vertrekje binnenkomt. De zwammen ben ik met de stofzuiger te lijf gegaan, maar nadere inspectie leerde dat het plafond en het bovenste gedeelte van de buitenmuur in de bewuste hoek sporen vertoonden van lekkage, die vermoedelijk al vele maanden aan de gang is – ik herinnerde me opeens dat ik al minstens een half jaar geleden vochtplekken en afbladdering van het plafond op die plek had opgemerkt, maar omdat er nooit water te zien was (ook nu signaleerde ik geen druppels), nam ik destijds aan dat het om een overblijfsel van een oude lekkage tijdens de vorige bewoning ging.
Kortom, nu er binnenkort enig achterstallig onderhoud aan het pand zal plaats vinden, zou ik het ten zeerste waarderen als in dat kader het kwaad kon worden opgespoord en verholpen.
*
Op 16 maart 1981 rapporteerde Hanny Michaelis een nieuwe klacht aan de directeur van Stadsherstel, deze keer mede namens de andere bewoners van Reguliersgracht 19:
*
Zeer geachte heer H.,
Sinds enige tijd klemt de straatdeur van bovengenoemd pand zo bar en boos, dat hij niet dan met de uiterste krachtsinspanning kan worden dichtgetrokken. Is die prestatie eenmaal verricht, dan blijkt achteraf herhaaldelijk dat hij – ondanks de schijn van het tegendeel – niet werkelijk in het slot is gevallen en zodoende zijn afsluitplicht verzaakt.
Aangezien in de huizen aan onze gracht de laatste tijd nogal eens wordt ingebroken en de verzekering niets vergoedt tenzij de straatdeur sporen van braak vertoont, zullen uw huurders het zeer op prijs stellen als u ervoor wilt zorgen dat de weigerachtige straatdeur op de kortst mogelijke termijn door een deskundige ingreep tot de orde wordt geroepen.
In de hoop en het vertrouwen dat u ons snel van dit klemmende probleem kunt verlossen, met vriendelijke groet, hoogachtend,
H. Michaelis.
*
Op 20 maart werd de deur opnieuw afgesteld, maar de dranger bleef kaduuk.
Het volgende probleem werd aan de orde gesteld in een schrijven van 27 september 1982:
*
Zeer geachte heer H.,
In het trappehuis van Reguliersgracht 19 hangt sinds enkele weken een steeds sterkere rioolgeur, die gepaard gaat met een snel toenemend aantal muggen. Tot nu toe was de stank nog niet in de woningen zelf doorgedrongen, maar via de gangdeuren begint ze zich ook daar merkbaar te maken en voor de muggen geldt hetzelfde. De oorzaak zit vermoedelijk ergens onder het luik van de de voordeur.
In de hoop dat u iets kunt laten doen om aan dit even onfrisse als ongezonde euvel zo snel mogelijk een eind te maken, met vriendelijke groet, hoogachtend,
H. Michaelis
*
Niet alle klachten die bij Stadsherstel binnenkwamen, werden verwoord door Hanny Michaelis. In oktober 1982 kloeg de mevrouw die op de begane grond woonde dat het huis op bepaalde momenten onder stroom stond. Op een schriftelijke vraag van Stadsherstel meldde de dichteres dat op één en twee hoog van iets dergelijks niets te merken was.
Huurders kwamen en gingen. Bij de wisseling van huurders maakte Stadsherstel van de gelegenheid gebruik om het ontruimde appartement op te knappen. In januari 1984 begon de op drie maanden geschatte renovatie van één hoog, alwaar Philip Mechanicus daarna zijn intrek zou nemen. Deze renovatie, met de daarbij behorende overlast, liep uit tot vijfeneenhalve maand. Het herstel, in de tweede helft van 1984, van de balkons aan de achterkant van het huis duurde niet de aangekondigde twee weken, maar liep uit tot bijna een half jaar. In dezelfde periode werd het buurhuis (nummer 17) verbouwd tot negen wooneenheden voor éénpersoonshuishoudens. De geluidsoverlast van de verbouwing kon wedijveren met die welke al die losse personen later aan hun stereoinstallaties wisten te ontfutselen.
In januari 1986 herinnerde de directeur van Stadsherstel zijn huurders aan een bepaling in het huurcontract, die luidde dat klachten schriftelijk ingediend moesten worden, tenzij er sprake was van een noodsituatie. Naarmate er meer huizen onder zijn beheer kwamen, was het kantoor steeds minder telefonisch bereikbaar door bellers zonder spoedeisende klachten.
Na een minor point in april 1986 (een lekkend drukknopsysteem van het toilet) kwam er een serieuzer probleem aan de orde in een brief van 1 juli 1988:
*
Geachte heer T.,
Hoewel ik het kraanleertje van de wasbak in de badkamer al een paar maal heb laten vernieuwen, begint de kraan steeds opnieuw te lekken. Daar is nu lekkage van de afvoer bijgekomen. In overleg met mevrouw J. heeft de heer G. vandaag de situatie bekeken. Aan een nieuw leertje durfde hij niet eens meer te beginnnen uit angst dat de kraan het zou begeven. De afvoerlekkage was volgens hem nog zo gering dat het gevaar van een snelle ‘doorbraak’ (d.w.z. binnen 1 week) hem uitgesloten leek. Wel was hij van oordeel dat er zeer binnenkort een nieuwe wasbak + afvoer moest komen.
Mag ik van u vernemen of u ermee akkoord kunt gaan, hiertoe opdracht te geven en de kosten voor uw rekening te nemen? Als u daartoe bereid bent, zou u dan tevens met de firma G. willen afspreken dat het karwei op vrijdag 8 dan wel maandag 11 dezer wordt verricht?
Voor de door u te nemen moeite dank ik bij voorbaat.
*
Zo snel ging dat niet. Toen Michaelis op 8 juli naar Stadsherstel belde, was de heer T. met vakantie, en op 12 juli was hij wel terug, maar toen moest hij nog met de firma G. overleggen. Op 8 augustus schreef ze nog maar eens een brief:
*
Geachte heer T.,
Mag ik zo vrij zijn, u nog even te herinneren aan mijn brief van 1 juli j.l. over de lekkende kraan en de lekke afvoer van de wastafel in de badkamer, en aan ons telefoongesprek van 12 juli daarover? U kondigde toen aan, mij na overleg met de heer G. uw beslissing te zullen laten weten over de vraag of Stadsherstel bereid was tot vervanging van wasbak + afvoer (beide zijn ruim een halve eeuw oud) over te gaan. De kraan wordt al een maand niet meer gebruikt, maar is zoals gezegd niet dicht te krijgen en blijft dag en nacht met een (gelukkig) dun straaltje doorlopen. Ik zou u daarom heel dankbaar zijn als u mij wilde laten weten of – en zo ja, wanneer – er een nieuwe wasbak kan worden geplaatst. De marmeren plaat met opstand en de spiegel erboven hoeven niet vernieuwd te worden, het gaat uitsluitend om een eenvoudige wasbak (de heer G. heeft destijds de maat al genomen) met alleen een kraan voor koud water.
Een antwoord uwerzijds zie ik reikhalzend tegemoet. U bij voorbaat dankend, met vriendelijke groet en de meeste hoogachting,
H. Michaelis
*
Op 12 augustus belde de heer T. om te melden dat de loodgieter zich zou melden, maar ja, het was nu net bouwvakvakantie. Na een belpartij op 23 september liet Stadsherstel weten, dat ze zelf met de loodgieter een afspraak mocht maken. Uiteindelijk was de nieuwe wasbak op 5 oktober eindelijk in werking.
Nu duurde het zes jaar voor er opnieuw contact was. Op 28 februari 1994 schreef Hanny Michaelis:
*
Zeer geachte mevrouw J.,
Zoals ik u vanmorgen telefonisch al heb gemeld, hangt er sinds ongeveer anderhalve week van tijd tot tijd een forse rioolstank in mijn badkamer die pas na ca. een half uur weer is verdwenen. Intussen heb ik ontdekt dat dit zeer onaangename verschijnsel zich pleegt voor te doen zodra mijn bovenburen de W.C. doortrekken. Eerst dacht ik dat de stank werd veroorzaakt door de W.C. van de benedenburen, maar die zijn al enige dagen met vacantie en het verschijnsel gaat onverminderd door. Vreemd genoeg is er in mijn eigen W.C. van stank niets te merken en ook als ik die doortrek, blijft mijn badkamer stankvrij. Ik vermoed dat er iets goed mis is met de afvoer. Deze toestand is niet erg hygiënisch en bijzonder hinderlijk als ik in de badkamer ben om tanden te poetsen of me te wassen. Ook het ophangen van nat wasgoed is, hoewel onvermijdelijk als het regent, onder bovengenoemde omstandigheden niet aan te bevelen.
Hoezeer het me ook spijt u hiermee te moesten lastig vallen, toch hoop ik dat u de hulp van uw loodgieter zult willen inroepen. Voor uw bereidwilligheid dank ik u bij voorbaat.
*
Op 1 maart werd de reparatie verricht aan het toilet van de bovenburen: er kwam een nieuw rubber op het toilet; het oude was geheel doorgerot en werd met plakband bij elkaar gehouden. ‘Zo’n ding kost ± f 10’ noteerde Michaelis.
De volgende lekkage werd schriftelijk aangemeld op 12 augustus 1996:
*
Zeer geachte mevrouw J.,
Op 12 augustus j.l. ben ik bij u langs geweest om melding te maken van regenlekkage vlak boven de zijkant van de schoorsteenmantel die mij de dag ervoor had verrast. U deelde mij toen mee dat u de firma K. opdracht zou geven telefonisch een afspraak met me te maken om de oorzaak van de lekkage op te sporen en te verhelpen.
Inmiddels is er een week verstreken zonder dat ik iets van de firma K. heb gehoord. Aangezien het niet uitgesloten is dat er in het komend najaar nu en dan regen valt en een enkele keer misschien zelfs hard, waag ik het u opnieuw lastig te vallen met het verzoek de firma K. te vragen, me op te bellen voor een afspraak.
U bij voorbaat dankend voor uw goede zorgen op dit punt, met vriendelijke groet,
H. Michaelis
*
Waarschijnlijk de laatste brief die Hanny Michaelis naar Stadsherstel stuurde, was gedateerd 29 november 1996. Hij handelde over de buurvrouw op de begane grond, dezelfde die vroeger geklaagd had dat het huis af en toe onder stroom stond. De brief werd mede ondertekend door de bewoners van één en drie hoog:
*
Geachte heer E.,
Van uw medewerkster mevrouw J. zult u vermoedelijk hebben gehoord wat er donderdag j.l. met betrekking tot mevrouw G., de bewoonster van Reguliersgracht 19 huis, is voorgevallen. Die ochtend omstreeks half tien belden 2 politieagenten in uniform bij me aan met de mededeling dat een onderraam van het benedenhuis was vernield. Mevrouw G. had op hun herhaald bellen niet gereageerd. Ze probeerden haar opnieuw te benaderen en slaagden erin haar via de flatdeur (die geregeld op een kier staat maar van binnen met een ketting is beveiligd) in te lichten over de eruit liggende ruiten, waarop ze antwoordde: ‘Ja – nou èn?’ Toen zijn de agenten weer vertrokken. Mevrouw O. van de derde étage heeft Stadsherstel meteen telefonisch ingelicht, waarna mevrouw J. opdracht heeft gegeven het raam provisorisch af te dichten. Zelf moest ik vroeg in de middag weg. Toen ik tegen donker thuiskwam, waren 2 afdichters via de gaten in het raam met mevrouw G. in gesprek. Toen ze probeerden haar ervan te overtuigen dat afdichting noodzakelijk was om te voorkomen dat vreemden haar huis zouden binnendringen, zei ze: ‘Ja, zij bij voorbeeld’ en wees naar mij. Het was aan de tact en het geduld van de twee afdichters te danken dat ze er tenslotte in slaagden het karwei te klaren. De bedoeling was dat er de volgende dag nieuwe ruiten zouden worden ingezet. Dat is bij mijn weten niet gebeurd of niet gelukt.
Dat dieven haar ramen zouden hebben ingeslagen, moet onwaarschijnlijk worden geacht: haar ramen aan de voorkant zien eruit als die van een uitgewoond krot, vuil en donkerbruin beslagen door nicotinewalm. In één oogopslag moet het iedereen duidelijk zijn dat daar niets te halen valt. Waarschijnlijker lijkt het – mede gelet op haar lakonieke reactie jegens de politie en haar kennelijke onwil om de zaak te repareren – dat mevrouw G. zelf haar ruiten heeft vernield.
Vanochtend heb ik de door mevrouw O. gewaarschuwde opvolger van dokter L., dokter Van Z., te woord gestaan. Of het hem daarna gelukt is met mevrouw G. in contact te komen weet ik niet, want hij heeft zich niet meer bij mij gemeld. Een medewerker van het RIAGG die met hem mee zou komen, heb ik gezien noch gehoord.
Ik zou u een waslijst met voorbeelden kunnen geven van haar aandacht trekkende en vaak agressieve gedrag. Kort na de dood van haar man is het begonnen met 2 of 3 zelfmoordpogingen. In die periode is ze een tijdje opgenomen geweest, helaas zonder merkbaar resultaat. Hoewel ze toen zoals gezegd een huisarts had, was aan niets te merken dat haar toestand verbeterde, die werd in de loop der jaren alleen maar erger. De andere bewoners van het pand waren en zijn haar stuk voor stuk goedgezind, maar werden en worden als gevaarlijke vijanden behandeld, net als haar eigen familieleden en die van haar overleden man. In de eerste tijd kwamen die haar geregeld opzoeken, maar ze werden niet binnengelaten en zelfs niet te woord gestaan. Kleine attenties als plantjes en snoepgoed die bezoekers bij haar flatdeur achterlieten, werden onverbiddelijk naar de trap verbannen ten teken dat ze er niet van gediend was.
Inmiddels is de overlast die ze veroorzaakt, gestadig toegenomen. Sinds een klein jaar pleegt ze enige keren per dag haar flatdeur 4 of 5 maal met een dreunende klap dicht te slaan. Op 2 en 3 hoog horen we alleen die mokerslagen, op 1 hoog trillen bovendien de ruiten in hun sponningen.
Vandaag heb ik de politie van het bureau Prinsengracht uitvoerig over de stand van zaken ingelicht. Ze hebben alles genoteerd, zagen de ernst van de situatie zowel voor mevrouw G. als voor haar medebewoners terdege in, maar konden niet meer doen dan adviseren hen ogenblikkelijk te waarschuwen zodra we iets verdachts ontdekten, waarmee ze op brandstichting doelden. Daarvoor waren we zelf al veel eerder bang, maar sinds gisteren voelen we ons pas goed bedreigd.
U zult begrijpen dat de gewaarwording letterlijk op een vulkaan te leven, ernstig afbreuk doet aan ons woongenot. Wij hebben geen enkele reden eraan te twijfelen dat Stadsherstel daar het volste begrip voor heeft en zich bewust is van zijn medeverantwoordelijkheid voor de veiligheid van zijn huurders. Daarom vertrouwen wij dat u bereid zult zijn, maatregelen te nemen om een procedure op gang te brengen die ertoe leidt dat de zwaar gestoorde bewoonster van het benedenhuis wordt overgebracht naar een omgeving die daarop is berekend, voor haar eigen bestwil en dat van haar medebewoners. Het spreekt vanzelf dat wij u daarbij voorzover in ons ver-
mogen alle medewerking zullen verlenen. Ook zijn wij graag bereid u mondeling meer en nadere inlichtingen te geven als u daaraan behoefte hebt.
In de hoop op een spoedig antwoord danken wij u bij voorbaat voor uw bemoeienis.
*
Een reactie op deze brief is nooit ontvangen. Wel werden ongeveer een jaar later de kapotte ramen hersteld.
Tijdens de laatste jaren van haar verblijf in Reguliersgracht 19 schrikte ook Hanny Michaelis haar medebewoners af en toe op, als ze keihard muziek van Bartòk aanzette om zich te verzetten tegen ongewenste geluiden van de buren op nummer 17. Haar toenemende vergeetachtigheid in combinatie met de omstandigheid dat ze rookte, zal de medebewoners opnieuw bezorgd hebben gemaakt voor brandgevaar.
Na het overlijden van Hanny Michaelis in 2007 werd haar appartement grondig gerenoveerd. Sindsdien komt er eindelijk warm water uit de keukenkraan en de kraan van de wastafel in de badkamer.
- 1
- De namen van personen zijn door mij afgekort (NM).