Jan H. Mysjkin
Gedichten
Nacht zal zijn, kou zal zijn
een vijver geleidt. Hij toont me zijn spiegelbeeld, en zegt: ‘Schilder
nu maar’. Ik zet me aan het werk, maar een lichte bries komt op en
rimpelt het wateroppervlak, waardoor de mengeling ontstaat van
een luipaard, een lynx, een los, een wilde kat en een kat zonder meer.
Nacht op de tast
revolver in mijn riem, de kraag van mijn overjas opgetrokken, de
pet over mijn oren getrokken, moet ik er zeer mannelijk hebben
uitgezien, ook al kon niemand zich ervan vergewissen, omdat het
veel te donker was.
pas. Ik moest op het gevoel af door rivieren, waar mijn rijdier tot de
borst in wegzonk.
het eind van de nacht.
opgeklaard. Het bleke schijnsel wast over de aarde, de vormen
van de dingen worden duidelijker. Ik onderscheid hoe langer hoe
duidelijker de witte vorm van de bul. Ik onderscheid hem zo duidelijk
dat ik van dichterbij ga kijken. De bul waarvoor ik de wacht
optrok was een witte steen.