Elke Geurts
Twee meisjes
Marie wilde aftrappen voor het tweede potje toen iedereen stilviel en dezelfde richting opkeek, de ogen tot spleetjes samengeknepen. Er kwam iets op hen aflopen. Het leek wel een veulen. Op hoge benen en met trefzekere pas kwam het naderbij. Recht over hun kale grasveldje heen naar de onzichtbare middenstip.
Het zei: ‘Ik ben Chloé.’
Ze bestudeerden het vreemde veulen in stilte. Tot Marie het uitproestte. Het was eerder een uit de kluiten gegroeide ‘My little pony’.
‘Je bent hier denk ik verkeerd,’ zei Marie.
Het meisje was van top tot teen in lila gehuld. Het droeg een lila rokje tot net over haar billen, daarboven een truitje met een afbeelding van Hello Kitty erop met een lila strikje, lila gaatjeskousen tot op haar knieën. En dito sneakers. Twee vlechtjes met pluchen knuffelbeertjes eraan vastgemaakt.
‘Wij voetballen,’ zei Marie.
Het meisje knikte.
‘Met een bal,’ zei Marie.
‘O, jullie zijn geen ballerina’s?’ Ze glimlachte.
Iedereen begon te lachen.
‘Ik ben de laatste man hier,’ zei Marie.
‘Ik speel het liefst in de spits,’ zei het meisje. ‘Maar op zich ben ik allround.’
Marie haatte haar. Ze wist niet waarom. Ze haatte haar al meteen, zoals sommige mensen honden haten, muizen of ander ongedierte. De afkeer moest aangeboren zijn. Net als smaak.
‘Maar wat kom je doen?’ vroeg Marie.
‘Mag ik meespelen?’ vroeg ze.
Marie hield de bal hoog en draaide er in de lucht twee keer met haar voet omheen. Daarna drie keer. Met gemak.
‘Jij voetbalt ook, Chloé?’ hoorde ze David vragen.
Marie probeerde de blik van haar beste vriend te vangen. Wat was hij van plan? Maar ze ving niets. Ze stonden met de rug naar haar toe.
De zwarte stekels op zijn hoofd schitterden in de avondzon. Als mesjes. Als baby lagen ze al samen in de box. Als peuter hadden ze elkaars luiers uitgemest en hun gezichten met de inhoud ervan beschilderd. Sindsdien waren ze onafscheidelijk. Waar David was, was Marie en andersom. Nu zaten ze in groep zeven. Ze hadden dezelfde vriendenclub waar ze iedere avond mee voetbalden, luisterden naar dezelfde muziek en waren allebei voetbalfanaten. Zelfs fysiek waren ze op elkaar gaan lijken, en niet alleen in hun kleding en kapsel. Zowel Marie als David had iets ongrijpbaars. Ze kregen zodra hen iets niet beviel, een duistere blik in hun ogen en er kon een donkere gloed over hun gezicht vallen. Waar iedereen voor terugdeinsde. Alsof ze ergens een luik dichtdeden.
‘Het veld is nog nat door de regen van gisteren,’ zei Marie. ‘Je glijdt zo uit. Dat zou zonde zijn van je kleren.’
‘O, geeft niets hoor. Wij hebben thuis een wasmachine die het doet.’
Weer moest iedereen lachen.
‘Kun jij de bal dood in je nek leggen?’ Marie liep naar haar toe.
‘Nee,’ zei ze.
‘Aan je voet dan?’
‘Nee.’
‘Wat kun je wel?’ Marie keek haar strak aan, overschaduwde haar. Het was het beste zo iemand helemaal uit de weg te gaan. Maar als dat niet lukte, moest je haar overwinnen.
Chloé bleef vriendelijk terugkijken. Marie veegde de modderspatten van haar gezicht. Ze voelde zich ineens zo vuil afsteken tegenover dit meisje in lila. Daarnet was ze uitgegleden bij de sliding, maar David had de bal er dankzij haar voorzet ingeschoten. Ze hadden de winnaarsmentaliteit. Het ging hun niet om het spel.
‘Hoe heet jij eigenlijk?’
‘Eh, o ja, Marie.’ Haar wangen werden gloeiend heet.
‘Hoi Marie.’ Het meisje pakte haar hand. ‘Leuk je te leren kennen.’
Marie knikte, legde de bal in het midden van het veld en schoot.
Na het potje hingen ze met z’n tienen nog wat aan en rondom het doel, – beetje klieren, beetje lachen – zoals elke avond voordat ze naar huis gingen. Maar vandaag keken ze de paarse pony na, totdat die helemaal uit het zicht verdwenen was.
In plaats van hoongelach en geginnegap, was Davids oordeel: ‘Niet slecht voor een meisje.’
‘Wat heeft dàt er nou mee te maken?’ zei Marie.
‘O, pardon!’ David verdraaide zijn stem. ‘Ik wist niet dat je kwaad werd.’
De anderen barstten in lachen uit.
Het enige verschil tussen Marie en haar vrienden was de v op haar identiteitskaart. Niet meer dan een officieel gegeven. Marie had gouden voetjes, ze wilden haar allemaal graag in hun team, en je kon wel stellen dat zij over meer uithoudingsvermogen en lef beschikte dan de rest.
‘Die kon echt hard rennen, man,’ zei David. ‘Zag je dat?’
De anderen hadden het gezien.
‘Aan een renpaard alleen hebben we niets,’ zei Marie.
‘Ze haalde jou zo in.’
‘Maar ze bleef niet in balbezit, David.’
‘Ze leek me ook verder wel tof,’ zei hij.
Marie keek naar haar vriend. Als mascotte, bedoelde hij natuurlijk.
Ze zei: ‘Ik vind haar ook tof. Daar gaat het niet om.’
‘Waar gaat het dan om?’
‘Dat ik haar zelfs geen schaar heb zien maken.’ Marie liet haar stem zakken en haar blik werd inktzwart. ‘Jullie wel soms?’
Er werd nee geschud.
‘Ik bedoel,’ zei ze. ‘Waar komt dat kind vandaan denken jullie?’
Het werd muisstil om haar heen.
‘Ze moet van een planeet komen waar ze niet aan scharen doen, dat vind ik spooky. Wie weet wat ze er wel doen,’ fluisterde Marie. ‘Volgens mij is ze een buitenaards wezen. Een spion.’
Niemand zei nog iets, totdat David zijn schouders ophaalde en de bal op zijn voorhoofd liet stuiteren. ‘Van mij mag Chloé erbij,’ zei hij.
Binnen een paar weken hoorde ze bij hen alsof het nooit anders was geweest. Al had ze knuffelbeesten in haar haren, al kon ze de bal nog niet eens met een hakje doorpassen en al was ze helemaal niet van deze wereld.
Maar ze was vriendelijk, gemakkelijk in de omgang en blijkbaar ook heel grappig. Ze hoefde maar iets te zeggen of er volgde een lachsalvo van de hele groep. Marie trok haar mondhoeken snel omhoog.
Op een woensdagmiddag, Marie was zich net aan het afvragen wat ze zou gaan doen, kwam het meisje haar kamer binnenlopen.
‘Hoe kom jij hier?’
‘Met een ruimteschip, natuurlijk.’
Marie lachte, ondanks zichzelf.
‘Je moeder liet me binnen.’ Ze plofte op het bed, keek geïnteresseerd naar de voetbalposters aan de muur en naar het menselijke skelet dat in de hoek stond.
‘Cool,’ zei ze. ‘Coole kerel heb je daar. Kan-ie ook praten?’
Marie kon nu besluiten verder niets tegen te haar te zeggen, zodat ze weer snel zou vertrekken maar in plaats daarvan knikte ze, klepperde met de onderkaak van de schedel en zette een spookstem op.
‘Ik ben geen kerel,’ zei ze.
‘Hoe kom je daaraan?’
‘Ik kom niet van hier.’
‘Cool zeg.’
‘Ik ben omgelegd.’
‘Door wie?’
‘Jahaa.’
‘Dat is toch wel plastic, hè Marie?’
Ze kregen de slappe lach.
‘Maar wat kwam je eigenlijk doen?’ vroeg Marie.
Toen Chloé haar daarna officieel vroeg vriendinnen te worden, hoorde ze zichzelf antwoorden: ‘Mij best hoor.’
‘Wil jij mij dan een paar voetbaltechnieken leren?’
‘Is goed.’ Marie vroeg zich af waarom het meisje juist haar uitgekozen had om vriendinnen mee te worden.
Chloé hield haar handen omhoog: ‘Zal ik jouw nagels ook zo lakken?’ Even later had Marie haar vingers gespreid – ze trilden lichtjes – en was haar nieuwe vriendin bezig de nagels van haar linkerhand, een voor een, glittergoud te verven. Ze streek met het piepkleine kwastje heen en weer over de maantjes. Marie zag haar rouwrandjes verdwijnen.
Chloé vroeg: ‘Ben jij verliefd op David?’
‘Nee, zeg.’
‘Hij wel op jou.’ Ze giechelde.
‘Hoe kom je daarbij?’
‘Dat zie ik aan de manier waarop hij naar je kijkt.’
‘Denk je?’
‘Dat weet ik.’
‘Bah. Doe niet zo smerig!’
‘Hand stilhouden, Marie. Anders gaat het erlangs.’ Chloé stopte met lakken. ‘Blaas maar eerst even,’ zei ze.
Marie blies over haar nagels.
‘Hij vindt het ook mooi,’ zei Chloé. ‘Zeker weten.’
‘Kappen nou! David en ik zijn vrienden. Bloedbroeders.’
‘Dus jullie nemen geen verkering?’
‘Wij doen niet aan die onzin.’
Chloé boog zich snel over haar rechterhand en keek pas weer op toen die helemaal klaar was:
‘En? Hoe vind je het?’
‘Ja.’
‘Nagellak staat je heel goed, Marie. Echt.’
‘Bedankt.’
‘Graag gedaan. Daar heb je vriendinnen voor.’
Ze glimlachten naar elkaar. Marie wapperde met haar gouden handjes in de lucht.
‘s Nachts droomde Marie dat haar kersverse vriendin bij het oversteken door een auto geschept werd. Hoe de hele groep met rode ogen rond haar graf stond. Dat David erbij stond te huilen.
De volgende dag zei David in het voorbijgaan:
‘Mooi.’
‘Wat mooi?’
‘Je nagels.’
‘O, dat.’ Marie kneep haar handen dicht, rende het veld op en schopte de bal naar hem. Ze speelden voortaan met zes tegen vijf. Chloé was de overtollige.
Elke avond voor ze begonnen, oefenden Marie en Chloé de schaartechniek nu al.
‘Denk erom dat het een schijnbeweging is.’ Marie legde de bal aan de voeten van haar leerling. ‘We moeten er allemaal intrappen.’
Die avond zag Marie hoe Chloé eerst haar voet en toen haar hele lichaam naar links bewoog en hoe ze de bal uiteindelijk toch met haar rechtervoet naar rechts wist te tikken. Voor het eerst. Ze juichte. Chloé viel haar om de hals.
‘Goed, dan beginnen we morgen met de dubbele schaar.’ Marie maakte zich uit de omhelzing los.
De anderen stonden al te wachten.
Zodra ze bij hen waren, zei David: ‘Wij hebben net besloten dat we de meisjes voortaan altijd eerlijk verdelen.’
Iedereen knikte.
‘Waarom?’ vroeg Marie.
‘Twee meisjes in één team is niet eerlijk.’
‘Hoezo niet?’
‘Ze bedoelen dat we dan te sterk zijn,’ zei Chloé, ‘dan hebben die arme jongens helemaal geen schijn van kans meer.’
‘Dat bedoelen ze helemaal niet.’
Marie zag het knipoogje van Chloé naar David en zijn knipoogje terug.
‘Jawel, jawel, dat bedoelen we wel!’ David lachte vreemd, trapte snel af en iedereen stoof uiteen. Zonsverduistering bij Marie. De luiken werden hermetisch gesloten. Er kon geen licht meer in of uit.
Van een afstandje keek ze toe hoe het veulen zich van de groep losmaakte, hoe ze even later over het veldje galoppeerde, – haar lange haren wapperden in de wind als manen – en recht op het doel afging, met de bal aan haar voeten. Ze zouden inderdaad geen schijn van kans hebben, als de laatste man hier niet gestaan had. Marie voelde dat haar spieren zich spanden en haar hoofd zich boog. Het werd zwart voor haar ogen toen ze op het meisje afstormde. Als een stier op een rode lap.
Ze vielen, allebei in volle vaart. Chloé greep naar haar enkel en kermde. Marie krabbelde overeind en pakte de bal.
‘Het is beter om meteen op te staan,’ zei ze.
Chloé zei niets terug. De tranen stroomden over haar wangen. Marie liet de bal stuiteren. Doffe plofjes in het gras. Het kind bleef maar huilen.
Een voor een kwamen ook de anderen erbij staan. Met hun handen in hun zakken en hun monden een stukje open vormden ze een kringetje om het meisje dat op het veld lag te piepen en te janken alsof ze doodging.
Marie besloot David vast tegemoet te lopen.
‘Heb ik onze eer even net op tijd gered, toch?’ zei ze.
‘We moeten de dokter bellen of zo.’
‘Anders had ze gescoord, David.’
‘Je speelde recht op de man.’
‘Op het meisje, bedoel je.’Marie glimlachte. ‘Op onze mascotte.’
David zweeg.
‘Ze was van ons aan het winnen,’ zei Marie.
Hij raapte een knuffelbeertje van het gras en veegde het schoon aan zijn broek. Daarna liep hij naar Chloé. Hij knielde bij haar neer, terwijl Marie de bal hoog begon te houden. Ze wilde er in de lucht met haar voet even snel twee keer omheen draaien, misschien drie of vier keer, maar raakte het leer nog voor ze zelfs maar één rondje gehaald had, en ketste zo de bal weg.