[p. 70]
Kate Northrop
Gedichten
Vertalingen van Wiljan van den Akker en Esther Jansma
A place above the river
The house is empty and girls go in.
They drift through hours of summer.
Across the river, music begins.
Love, it’s summer. The closed homes open.
The docks are decked with lights. But further
the house is empty and girls go in
to light their lovely cigarettes; they listen
closely to the woods. Leaves? A slowing car?
Across the river, music begins.
Where wives are beautiful still, and thin
(in closets their dresses hang, sheer as scarves)
while the house is empty and girls go in,
shimmering, to swallow wodka, or gin,
which burn, and to lean from where the windows were.
Across the river, music begins
And will part waves of air. Now. Then.
The season’s criminal, strict and clear.
The house is empty. Girls go in.
Across the river, music begins.
[p. 71]
Een plek bij de rivier
Een leeg huis. Meisjes gaan er naar binnen.
Ze zwerven door zomerse uren.
Bij de rivier hoor je muziek beginnen.
Zomer, liefde. Mensen openen deuren.
De steigers zijn met lichtjes bezaaid, maar hier
staat het huis leeg en gaan meisjes naar binnen
om zalig sigaretten te roken. Ze houden hun oren
gespitst. Takken? Een auto die stopt in het bos?
Bij de rivier hoor je muziek beginnen
waar vrouwen nog mooi zijn en slank
(hun jurken in kasten zijn soepele sjaals)
en het huis is leeg. Meisjes gaan er naar binnen.
Ze glanzen. Ze drinken brandende wodka
of gin en hangen uit voormalige ramen.
Bij de rivier hoor je muziek beginnen
die de lucht in golven zal scheiden. Nu. Toen.
Het seizoen is misdadig, helder en streng.
Een leeg huis. Meisjes gaan er naar binnen.
Bij de rivier hoor je muziek beginnen.
[p. 72]
Brides
They must vanish of course
who go early to the arms
of grooms. They must
take weight, who were momentarily
briljant, crepuscular even, shining –
through a meadow, a window, a promise.
When the sun sets over the desolate beach,
the brides follow each other,
one by one, into the slow heave of the ocean. They slide
out of their gowns, escape
questions. The wind picks up;
it billows the fabric, lifts
their perfect veils.
And the surface? The surface is sweet.
It remembers them. It closes
over their delicate motions.
[p. 73]
Bruiden
Vanzelfsprekend moeten ze verdwijnen
als ze vroeg in de armen
van bruidegoms vallen. Ze moeten
zwaarder worden, zij die heel even
glansden, schitterden, doorzichtig waren –
door een weiland, een venster, een belofte.
Als de zon daalt over het verlaten strand
volgen de bruiden elkaar een voor een
de trage deining van de zee in. Ze glijden
uit hun jurken, ontsnappen aan vragen.
De wind wakkert aan en bolt de stof,
tilt hun volmaakte sluiers op.
En het oppervlak? Het lieflijke oppervlak
weet wie ze zijn. Het sluit zich
boven hun sierlijk bewegen.