[p. 141]
Medewerkers aan dit nummer
Wiljan van den Akker debuteerde als dichter in 2008 met De Afstand, waarvoor hij de C. Buddingh’ Prijs kreeg. Hij is Faculteitshoogleraar Moderne Poëzie aan de Universiteit Utrecht, waar hij sinds enkele jaren ook decaan Geesteswetenschappen is. Met Esther Jansma vertaalde hij werk van Mark Strand (Gedichten Eten, 2006, De Arbeiderspers). |
Trees Dunk (1949) was tot 2007 werkzaam als docent Nederlands in het voortgezet onderwijs. |
Jaap Goedegebuure (1947) doceert Nederlandse literatuur aan de Universiteit Leiden en is criticus voor Trouw en Het Financieele Dagblad. In oktober verschijnt van hem bij Vantilt een boek over hedendaagse Nederlandse schrijvers en religie. |
Joop Goudsblom (1932) was een van de oprichters van Tirade in 1957 en heeft de naam voor het tijdschrift voorgesteld. Hij was van 1968 tot 1997 hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Naast werk op zijn vakgebied publiceerde hij Reserves (1998), een bundel aforismen, notities en korte gedichten, waarin opgenomen het eerder verschenen Pasmunt (1958, 1976). |
Kerim Göçmen (1957) kwam op 19-jarige leeftijd naar Nederland om te studeren. Hij is thans werkzaam als beleidsmedewerker bij een gemeente. Eerder publiceerde hij in De Revisor en Hollands Maandblad. |
Ronald Havenaar (1950) is als historicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde op een studie over Jacques de Kadt en publiceerde onder meer de boeken Muizenhol (over Willem Frederik Hermans en zijn verhouding tot Nederland) en Eb en vloed. Europa en Amerika van Reagan tot Obama (2009). |
[p. 142]
Esther Jansma is dichter en wetenschapper. Zij publiceerde inmiddels zeven bundels, waarvoor zij diverse prijzen ontving, waaronder de VSB-poezieprijs, de Jan Campert prijs en de A. Roland Holst Penning. In 2008 debuteerde ze in Engeland met What it is (Bloodaxe Books). Zij is tevens hoogleraar Dendrochronologie en Paleoecologie van het Kwartair aan de Universiteit Utrecht. |
Jeroen van Kan (1968) is redacteur van Tirade en De Avonden. In verschillende tijdschriften verschenen essays en verhalen. |
Sander Kollaard (1961) studeerde geschiedenis in Amsterdam. Sinds 1997 is hij hoofdredacteur van een medische uitgeverij. Hij debuteerde in 2010 met verhalen in De Gids en Tirade. Momenteel werkt hij aan zijn eerste roman, Een verlaten huis. Hij woont en werkt in Zweden. |
Delphine Lecompte’s (1978) debuutbundel De dieren in mij verscheen vorig jaar bij Uitgeverij Contrabas. Lecompte leest Cendrars, luistert naar Nick Cave, en verzamelt geen opgezette vogels meer. Wel is ze nog steeds verliefd op een oude kruisboogschutter. |
Gilles van der Loo (1973) woont in Amsterdam en is schrijver van korte verhalen. Hij debuteerde in Tirade 432 met het verhaal ‘Palermo’. |
Lieke Marsman (1990) debuteerde in Tirade. In oktober verschijnt haar bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud. Alle bijdragen die ze schreef voor de website van Tirade, zijn daar na te lezen. Ook haar vertalingen van de gedichten 1 en 2 uit de reeks van Ada Limón. |
Guus Middag (1959) schrijft over van alles en nog wat, maar vooral over poëzie: korte en minder korte stukken, columns, recensies, essays, vertalingen, in NRC Handelsblad, Onze Taal, Tirade. Laatste boeken: Het wezen van de wolk. Vijftig kleine essays over poëzie (Van Oorschot, 2007) en Tjielp tjielp (bloemlezing uit de gedichten van Jan Hanlo, Van Oorschot, 2009). |
Herta Müller (1953) is een Duitstalige schrijfster van Roemeense afkomst. In 2009 kreeg ze de Nobelprijs voor de Literatuur. |
[p. 143]
Kate Northrop publiceerde twee bundels: in 2002 debuteerde zij met Back Through Interruption (The Kent State University Press, Kent & London) in 2007 gevolgd door Things Are Disappearing Here (Persea Books, New York). ‘Brides’ is afkomstig uit de eerste en ‘A Place Above the River’ uit de tweede bundel. Zij doceert Engels en ‘Creative Writing’ in de Verenigde Staten aan de University of Wyoming. |
Carel Peeters (1944) is als criticus en essayist verbonden aan Vrij Nederland. In september verschijnt zijn nieuwe essaybundel Genieten voor miljoenen. Over populaire cultuur. Op www.republiekderletteren.nl plaatst hij om de paar dagen een nieuwe bijdrage. |
Hedwig Selles (1968) publiceerde eerder in Tirade en verder onder meer in Hollands Maandblad, Brakke Hond en Liter. In december verschijnt haar bundel Schadenfreude. |
Marijke Spies (1934) publiceerde na haar pensionering als hoogleraar Historisch Nederlandse Letterkunde twee romans: Een Onschuldige Familie (2004) en Tegen de Stilte (2006). Op het ogenblik werkt zij aan een roman over Dierick Volckertszoon Coornhert. |
Mark Strand is een van de belangrijkste dichters van de Verenigde Staten. Hij was Poet Laureate en kreeg o.a. de Wallace Stevens Award voor zijn gehele oeuvre. In 2006 verscheen er een tweetalige bloemlezing uit zijn werk Gedichten Eten (vertaald door Wiljan van den Akker en Esther Jansma). Hij woont en werkt momenteel in New York, waar hij doceert aan Columbia University. ‘Diary’ en ‘Those Last Moments’ in dit nummer van Tirade verschijnen voor het eerst in druk. |
Harry M.P. van de Vijfeijke (1946) was docent Psychologie aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen tot 2008 en is nu student Filosofie aan de RU te Nijmegen. Zijn laatst verschenen bundel is Wie wij zoal waren. Hij publiceerde recent in De Poëziekrant. |
Jos Vos (1960) is schrijver en literair vertaler. Zijn meest recente publicatie is Eeuwige Reizigers. Een bloemlezing uit de klassieke Japanse literatuur (2008). |
[p. 144]
Menno Wigman (1966) woont in Amsterdam en Berlijn en publiceerde onder meer de dichtbundels Zwart als kaviaar, Dit is mijn dag en De wereld bij avond. Dit najaar verschijnt zijn essaybundel Red ons van de dichters. De woorden ‘Merde à Dieu’ zijn overigens niet in Rimbauds gedichten terug te vinden, maar kerfde hij rond zijn zeventiende in een bankje in het stadspark van zijn geboorteplaats Charleville. |