Kroniek van de roman
Carel Peeters
Een zojuist gekraakte schatkist
In het hoofdstuk ‘Stoelendans’ in Stephan Enters roman Spel leren we hoofdpersoon Norbert Vijgh kennen in zijn gedaante van blakende scholier. Hij zegt in een jaar tijd flink gegroeid te zijn, ‘met een ruk’, zodat hij niet meer tot de kleineren behoort. Hij barst van de energie: ‘Het was of de wereld scherper tot me doordrong en ik greep ook naar de hele wereld; ik strekte mijn armen uit, ik haalde alles wat te ervaren viel met handenvol naar me toe.’
Norbert Vijgh moet naaste familie zijn van Paul, de hoofdpersonen van Enters roman Grip. Die neemt ook alles extra scherp waar, die heeft ook zintuigen die voor hem uitlopen. Wanneer hij een landschap van bergen ziet als ‘voortrollende golven met witte kammen’ verlangt hij iets of iemand dankbaar te kunnen zijn ‘voor het zicht op de wereld als een zojuist gekraakte schatkist’.
Norbert Vijgh moet naaste familie zijn van Paul, de hoofdpersonen van Enters roman Grip
Er speelt zich in deze Paul een spectaculair zintuiglijk leven af dat hem duidelijk onderscheidt van zijn vroegere reisgenoten en medebergbeklimmers Vincent, Martin en Lotte. Die weten daar niet veel van af. Hij is, hoewel uitermate makkelijk en onbevangen in de omgang, niet erg mededeelzaam over hoe hij alles ondergaat. Stephan Enter als de tolk van dit sensitivisme des te meer.
Grip is een klimmersroman, een roman over vrienden die na lange tijd weer bij elkaar komen, en een roman over hun fragiele onderlinge verhoudingen. Ze weten maar tot op zekere hoogte wat er in de ander omgaat, ook al zijn ze voortdurend bezig elkaar al dan niet stilzwijgend te duiden. Dat deden ze ook toen ze een kleine twee decennia geleden rond de twintig waren en samen bergen beklommen in de Dolomieten, de Zwitserse Alpen en Noorwegen. Vincent en Paul doen het in gedachten weer nu het groepje op het punt staat elkaar weer terug te zien op initiatief van Martin die samen met Lotte aan de rotskust van Wales woont.
Paul en Vincent zijn het grootste deel van de roman met de trein op weg naar het huis van Martin en Lotte. Heden en verleden wisselen elkaar af in de stroom van hun gedachten. Dat brengt de roman in een voortdurende beweging, er wordt steeds weer iets toegevoegd aan wat ze samen hebben beleefd. Ze herinneren zich voorvallen en gesprekken, ze zien zich klimmen en aan elkaar ergeren. Ze worden weer ontroerd, voelen weer de onvermijdelijke pijn, storen zich aan elkaars eigenaardigheden. Hun geluksgevoel komt weer boven, en de net niet fatale valpartijen.
Het samen beklimmen van bergen, het op elkaars lip zitten, het in wisselende combinaties optrekken, vraagt erom elkaar te leren kennen. Ze willen greep op elkaar krijgen, maar merken dat het vaak slechts tasten is. Toen, en nu nog steeds. Toch is Grip een roman over mensen met uitgesproken eigenschappen, werkelijke of toegedichte. Ook al zijn die eigenschappen niet allemaal eenduidig, de vier vrienden krijgen zonder meer reliëf. We krijgen ze ook van verschillende kanten te zien, omdat in de vier hoofdstukken het perspectief van de een naar de ander gaat. Alleen de visie van Lotte ontbreekt. Maar zij beheerst dan ook het gedachteleven van de anderen.
Dat Lotte het gedachteleven van Vincent en Paul beheerst, ligt niet aan de oppervlakte van de roman. Het is subtiel meegeweven in het patroon van de geschetste onderlinge verhoudingen. Soms krijgt het een extra accent (‘Hij vond haar geweldig – hij vond haar onuitstaanbaar’) zodat duidelijk wordt dat hier sprake moet zijn van verdrongen verliefdheid. Die dringt zich weer op met het weerzien in het vooruitzicht, ook al hebben Vincent en Paul het er niet openlijk over. Het behoort tot hun geheime agenda. Ze zijn rond de veertig en beiden vrijgezel.
Lotte werd twintig jaar geleden een ‘stoer meisje’ genoemd, maar tegelijk had ze voor Paul ‘iets wankels, net een veulen’
Enter maakt van de klimmersvrienden weliswaar mensen met uitgesproken eigenschappen, maar die worden ook weer zo genuanceerd dat het allerminst eendimensionaal uitpakt. Lotte werd twintig jaar geleden een ‘stoer meisje’ genoemd, maar tegelijk had ze voor Paul ‘iets wankels, net een veulen’. Martin was de man van orde en overzichtelijkheid die iedereen ‘catalogiserend’ bekeek. Hij werd door de anderen niet helemaal serieus genomen (‘hij gebruikte after shave’) omdat zijn vader een ‘carrosseriebedrijf’ had, wat niet helemaal in hun milieu paste. Daardoor kreeg Martin het idee dat hij eigenlijk van ‘een andere planeet’ kwam. Vincents aanwezigheid zorgde in de ogen van Paul alleen al voor iets drukkends, terwijl de anderen (ten onrechte) een geheime
verstandhouding tussen Paul en Vincent vermoedden. Vincent was een combinatie van zelfspot en zelfgenoegzaamheid. Lotte noemt Paul ‘een schaamteloze estheet’. Martin vindt hem ‘onkwetsbaar’. Door zijn nauwkeurige observaties maakt Enter van deze afwisselende kijk op elkaar een spiegelspel waardoor ze elk afzonderlijk iets eenzaams krijgen. Omdat Vincent tijdens de treinreis een gesprek over vroeger met Paul ontwijkt, dringt het tot Paul door dat ze ‘als ijsschotsen waren losgeraakt’.
Enter en zijn protegé Paul zijn observators. De anderen voelen zich vaak door hem bekeken. Het gaat Enter om hun speciale karakters en alle nuances in de onderlinge verhoudingen. Dat moet de reden zijn dat hij min of meer in het midden laat wat de vier in het dagelijks leven uitvoeren. Dat komt alleen terloops ter sprake, als bijzaak. Paul beheert het ‘trustfund’ van zijn familie, Vincent en Martin doen iets in de wis- en natuurkunde. Lotte is kunstenaar geworden, want ze heeft een atelier. Vincent heeft in Japan gewerkt, is een ‘wetenschapsnomade’ en noemt zich ‘briljant mislukt’. Martin heeft in Amerika gewoond en staat op het punt hoogleraar te worden. Voor Paul doet het er niet echt toe. Hem gaat het in het leven om gewaarwordingen die zich voorgoed vastzetten in het geheugen van lichaam en geest. Hij is een verzamelaar van ‘het hart van de dingen’, die soms in de kleinste details kunnen zitten. In een blik, een lach, een meisje dat op haar fiets stapt, waarbij hij graag denkt dat ze naar haar geliefde gaat.
Enter laat een gebeurtenis uit het verleden tijdens een klimtocht in Noorwegen steeds terugkeren in de grillige stroom van Pauls gedachten. Dat is het ongeluk waarbij Lotte haar arm brak. Ze was iets te voortvarend te werk gegaan en werd door Paul op het nippertje gered van een diepe val. ‘Ik heb haar omarmd. Ik omklemde haar als een drenkeling een balk,’ denkt hij later, daarmee onthullend hoe ook hij in het verborgene over haar dacht. Op die tocht maakt Vincent ook een misstap en valt daardoor onverwacht in de armen van Lotte. De omhelzing die daaruit voorvloeit onthult de geheime gevoelens van Lotte voor Vincent (die elkaar al van de middelbare school kennen). Maar Vincent heeft die gevoelens niet. Hij heet ‘serieel monogaam’, wat betekent dat hij het nooit langer dan een paar maanden met een vrouw uithoudt. Volgens Lotte maakt hij door haar af te wijzen ‘de liefde van zijn leven kapot’. Vincents geheime agenda bij de reünie is dat hij nu hoopt op een ‘tweede kans’.
Hij heet ‘serieel monogaam’, wat betekent dat hij het nooit langer dan een paar maanden met een vrouw uithoudt
In de treinreis van Vincent en Paul heeft Enter een spanning verwerkt die bij aankomst op hun bestemming wel tot ontlading moet komen. Het is die twee-
de kans in het hoofd van Vincent die dan zorgt voor de apotheose van de roman, passend aan het eind. Wanneer Martin de twee vrienden met zijn dochtertje van de trein heeft gehaald stelt hij voor het laatste stuk naar zijn huis langs de kust te lopen. Op het strand, geflankeerd door rotsen, dwaalt Vincent van zijn koffer en de anderen weg. Tot hij plotseling ziet dat het water onverwacht snel stijgt en merkt dat zijn koffer verdwenen is. Hij verwijt Martin dat die niet heeft opgelet, hij weet toch dat dit snelle stijgen van het water hier kan gebeuren. Vincent vermoedt opzet en maakt van de gelegenheid gebruik zijn altijd verzwegen verwijten naar buiten te laten komen: ‘een norse vastberadenheid kwam over hem, hij wilde er nu vanaf – van de hele geschiedenis’. Hij zegt zelfs tegen Martin dat hij tweede keus was voor Lotte, ze was immers verliefd op hem. Wanneer de koffer door het sterke vloedwater toch nog terugkomt, heeft Vincent er genoeg van en wil hij niet verder over het strand lopen. Hij laat Martin en Paul alleen en gaat de rots beklimmen.
Enter slaagt er perfect in om situaties en stemmingen met fijnzinnige observaties op te roepen. Pauls vitale sensitivisme duikt steeds op wanneer Enter iets regelmatig terug laat keren dat vanaf de eerste pagina aanwezig is: de krant waarmee Vincent rondloopt waarin een artikel staat dat het niet meer zo lang zal duren voor de wetenschap heeft uitgevonden hoe mensen onsterfelijk kunnen worden. Bij Vincent roept dat louter scepsis op, maar Paul kijkt graag uit naar de dag dat het zo ver is: ‘dit leven,’ denkt hij, ‘de plek waar je je bevond, en al je zintuigen – god, als het erin zat dat dit kon blijven, zette je toch zeker alles op alles?’
Een personage als Paul kom je in de Nederlandse literatuur niet gauw tegen. Hij staat onomwonden voor zintuiglijkheid en vitaliteit. Geen ostentatieve, maar een introverte vitaliteit, een van alerte, op scherp staande zintuigen. Hij ziet, ruikt, hoort en voelt alles. Hij is een gretige verzamelaar van gewaarwordingen – niets van de gekraakte schatkist mag verloren gaan. Dat hij in alles iets ziet, dat is, zegt hij, misschien wel zijn enige talent: ‘Zelfs daar, op zo’n dood betonnen station, stroomde wanneer je maar durfde binnen de kortste keren alles over van pure schoonheid.’ ‘Het deed er niet toe waar je was, je voelde hoe elke plek in beweging kwam zodra je echt keek, zodra je aandacht zich boog als over een mierenhoop – hoe de wereld zoemde en ritselde en onophoudelijk werd aangeraakt.’
Een personage als Paul kom je in de Nederlandse literatuur niet gauw tegen
Zo zag je de wereld wanneer je het ‘verlammende geloof in je sterfelijkheid losliet’. Echt nodig had Paul de wetenschap van de onsterfelijkheid niet, want hij leefde toch al alsof hij ‘voor alles eeuwig de tijd had’. Tegen Vincent zegt hij dat
het een wonder is dat je je ogen en oren kan gebruiken: ‘Misschien was Vincent immuum voor dit soort zintuiglijkheden – bestond zijn wereld uit ideeën en grote lijnen en zag hij niet dat ideeën alleen maar bestaan omdat er nog iets anders boven ze bestaat. Ja, dacht hij met een gevoel of hem een handig argument werd aangereikt: als iemand van alles een grijpbaar en afgerond beeld heeft, is het wel Vincent.’
Enter schrikt er ook niet voor terug om de sensitieve Paul het laatste woord te geven. Hij is immers zijn plaatsvervanger. In Pauls geheime agenda stond dat hij van Lotte wilde weten wat er zich in die zomer in Noorwegen nu precies heeft afgespeeld tussen hen. Maar hij laat het rusten. Wanneer Vincent kwaad en met heel weinig grip over de rots probeert te klimmen, loopt Paul alleen door: ‘hij keek rond. Hij was helemaal alleen, het gevoel van eenzaamheid was volkomen. Hij voelde hoe alle zwaarte verdween uit zijn lichaam, tot hij alleen nog bestond uit zintuigen die slechts de afnemende gloed van de zon en het geraas van de kiezels tegen de blauwe stilte van de avond registreerde en hij dacht: dit is het leven dat ik altijd heb gewild. Dit is het.’ Nietzsche zou wel weten hoe je deze blik ‘op een juist gekraakte schatkist’ moest noemen: Lebensbejahung.