[p. 62]
Tsead Bruinja
Fennema
fennema had een zuur hoofd en met dat hoofd
en dat wijf zou hij in ons huis wonen
ik wilde de vette ratten die ik onder de kruipruimte vandaan had gehaald
bij de verbouwing nieuw leven inblazen en loslaten
wij wachtten op de zomervakantie
met het verhuizen
ik speelde weken daarvoor
met mijn aanstaande buurjongetjes
die nederlands spraken
wij doen soldaatje als iemand je schiet
en raakt ben je tien seconden
dood
binnen de kortste keren kreeg ik het aan de stok
met de commandant
over wanneer je echt dood was
hij schoot mis
dat valt niet te controleren
zei ik
[p. 63]
fennema had twee zonen ze keken
gemeen uit de ogen maar niet zo zuur als hun vader
op mijn slaapkamer lachtte de ene me uit
hier zal ik me wel vermaken
maar ik geloof niet dat hij uren door het raam
de weilanden over vloog of brood met aardbeien
en suiker in de tuin opat
een speelgoedtrekker met trappers
en gras dat zijn vader net gemaaid had
in de kar
[p. 64]
moeder roept op de veranda
naar de blonde jongen van het loonbedrijf
of hij komt eten
vierkante pakken hooi
poept zijn machine uit
ik denk ook niet dat de zoon van fennema
in bomen klimt en zich door de wind laat wiegen
met een vriend zich verstopt
voor diens ouders
voor geen eind aan dit op bed zonder televisie
[p. 65]
wij rijden er met de hele familie langs
ik val uit de gerooide bomen
het was beter zo het huis verzakt
en is later niets meer waard
maar moeder is al lang dood
en het huis staat er nog
als ik dood ben zoek ik haar op
gaan we samen terug
jagen we fennema er uit