Eva Meijer
Twee verhalen
Milkshake
Mijn tante vierde haar verjaardag op de warmste dag van het jaar bij het monument op de Dam. Ze had de familie uitgenodigd en een aantal vrienden, onder wie mensen die ze jaren niet gezien had. Oma was een paar maanden ervoor overleden en ze had behoefte aan troost, aan dingen van vroeger. In de uitnodiging stond dat ze zoutjes en drank mee zou nemen, en dat we als die op waren samen ergens zouden gaan eten. Ik zag er niet naar uit. Buiten het feit dat de Dam niet de meest prettige plek is om te vertoeven wanneer het meer dan dertig graden is, had ik mijn geliefde die ochtend geschreven dat het beter was om elkaar niet meer te zien omdat het zo niet ging. Het was goed zo, dacht ik onderweg tegen mezelf, het zou vast gauw beter worden.
Op het moment dat ik arriveerde, was mijn tante in gesprek met de politie. Ze had haar auto op de Dam geparkeerd en dat mocht niet. Ze gaven haar geen boete maar ze moest ergens anders parkeren. Toen ze weg waren, haalde mijn tante een aantal grote boodschappentassen met drank en zoutjes uit de achterbak. Ik liep naar haar toe om haar te feliciteren.
‘Wat gezellig dat je er bent,’ zei ze, terwijl ze me een tasje met gekleurde plastic bekers gaf. ‘Anne is flauwgevallen in de kerk, die komt niet.’ Anne was mijn nichtje. We liepen naar de andere kant van het monument, waar het gezelschap zich verzameld had. Mijn tante vertelde tegen de mensen die er waren wat er in de tassen zat, haalde er lukraak flessen uit.
‘Simone, ga die auto nou weg zetten,’ zei mijn moeder, die op een stapel dekentjes was gaan zitten.
‘Ga die auto nou parkeren,’ zei mijn vader, die een paar meter van iedereen af stond.
Behalve mijn ouders en mijn zusje bestond het gezelschap uit Barend, een goede vriend van mijn tante, Els, een kunstenaar op leeftijd met roodgeverfd haar
die een fluorescerend groen broekpak met laag kruis van tentstof droeg, en Anneke, een uit het oog verloren ex-collega van Simone met een blonde vlecht die tot haar dijbenen kwam. Simone haalde plastic flessen gele mixdrank uit een van de tassen en vertelde dat ze de drank zelf gemixt had. Hij bestond uit verschillende soorten vruchtensap met rum. Ze zei dat we zelf maar moesten inschenken. Daarna liep ze naar de auto, maar ze kwam weer terug om een flesje water te pakken. Voor ze opnieuw vertrok aaide ze Barend over zijn wang en zijn voorhoofd.
Mijn vader schonk zichzelf een groot glas van de gele drank in, mijn zusje volgde zijn voorbeeld. Ik pakte een flesje water en ging op een van de kleedjes zitten die mijn moeder in een cirkel neerlegde. Het kleedje plakte aan mijn benen. Naast ons maakten steeds nieuwe toeristen in korte broeken foto’s van elkaar voor het monument. Op de uitgespreide armen van de man in het beeld zaten duiven. Mijn vader maakte een foto van de toeristen die foto’s van elkaar maakten. Daarna maakte hij een foto van een jongen die een T-shirt met een afbeelding van een naakte vrouw droeg. De jongen ging er goed voor staan.
Mijn moeder kwam met een glas witte wijn in haar hand naast me zitten. Ze vertelde over het graf van oma, dat door Simone versierd was. Ze had een paar dagen geleden een brief van de gemeente gekregen waarin stond dat de hoeveelheid stenen en versierselen die op het graf was aangebracht niet toegestaan was, er moest een vergunning voor aangevraagd worden. Ze zuchtte een paar keer diep. Mijn tante had witte stenen van de dijk bij het IJsselmeer gehaald en in haar wasbak schoongemaakt. Op sommige stenen had ze teksten geschreven, zoals ‘we miss you’ en ‘voor altijd in ons hart’. Verder had ze vogelhuisjes gekocht, een badje voor de vogels, en verschillende soorten planten met gele bloemen. Ze had de stenen in een ingewikkeld patroon op en om het graf gelegd, en de andere dingen ertussen gezet. ‘Het ziet er een beetje Afrikaans uit,’ zei mijn moeder, ‘en het enige wat er van mij staat is het bosje tulpen van moederdag. Ze had ook tegels neergelegd, maar die zijn al weggehaald door de gemeente. Ik belde haar op een avond en toen stond ze bij het graf tegels in stukken te hakken. Het was breder dan tachtig centimeter, dat is de breedte van een graf, dus ze hebben de tegels opgehaald.’
Mijn tante kwam terug. Haar gezicht was rood onder een strooien hoed. Toen ze voor me stond, zag ik de zweetdruppeltjes op haar neus, heel veel kleine zweetdruppeltjes. Ze schonk zichzelf een groot glas van de gele drank in. ‘Lekker hè, ik heb hartstikke dorst,’ zei ze. Ze dronk het glas in een keer leeg. Daarna pakte ze haar hoed van haar hoofd om zichzelf er koelte mee toe te wapperen. Ze legde de hoed naast de boodschappentassen neer en schonk het glas weer vol. De hoed waaide langzaam weg, steeds een stukje verder.
Twee forse vrouwen begroetten mijn tante hartelijk. Het bleken oude vrien-
dinnen te zijn, die ik lang geleden tijdens een verjaardagsweekend van haar op een boerderij in Elst ontmoet had. De vrouwen leken op elkaar, ze waren allebei heel breed en bleek, alleen had de ene blond haar en de andere donker. Ik gaf ze een hand. De blonde hield mijn hand lang vast. Ze droeg een witte blouse met een diep decolleté en duwde haar borsten tegen mijn arm. Ik deed een stap naar achteren waarop de vrouw een stap naar me toe deed. Ik trok mijn hand los en liep naar mijn zusje. ‘Die vrouwen zijn eng,’ zei ik. ‘Ik weet het nog van vroeger.’
Ik gaf mijn tante een boek kado dat ze vergat uit te pakken omdat ze een oudere vrouw in een geblokte jurk welkom moest heten en meteen wat te eten wilde geven. Ze voerde haar kaasstengels zoals je een ezel worteltjes voert. Ondertussen masseerde Els de voeten van Anneke. ‘Wil je ook een massage?’ vroeg ze aan mijn vader. Mijn vader deed net alsof hij haar niet hoorde. ‘Er wordt je iets gevraagd,’ riep mijn moeder hard, omdat ze wist dat mijn vader niet van massages hield. Daarna sloeg ze Barend op zijn schouder. ‘Ik ben een beetje tipsy, dat komt door de zon.’ Barend lachte beleefd. Voor het stoplicht bij de Bijenkorf stond een lange rij auto’s. Toen ze eindelijk doorreden, bleven de uitlaatgassen hangen. Mijn zusje gaf mijn tante ook een boek en schonk zichzelf nog een glas van de gele drank in. Ze stak een sigaret op. ‘Wat is het erg hè,’ zei ze.
‘Ik doe net alsof ik er niet ben,’ zei ik.
Els had milkshakes meegenomen. ‘Die had ik nog nooit gehad,’ zei ze, ‘die paarse, dus ik dacht: die neem ik mee.’ Ze haalde de milkshakes uit de plastic zak. Niemand wilde er een. Els dronk zelf een van de bekers half leeg. De andere milkshakes waaiden om. Er zaten deksels op de bekers, dus ze liepen niet meteen leeg. Els zette ze overeind tot ze daar moe van werd. ‘Ze waaien steeds om,’ zei ze tegen mij. Ik knikte. Ik voelde me net een omgewaaide beker waar de milkshake langzaam uit liep. Anneke stond op en struikelde, ze gooide een glas met mixdrank over haar kleren en het kleedje. Het ging net niet over het fototoestel van mijn vader, die hard ‘godverdomme’ zei en een pakje papieren zakdoekjes uit zijn tas haalde. Anneke vouwde ze uit en gooide ze in de gele plas, maar de hoeveelheid papier was bij lange na niet voldoende.
‘Anders leg je er een kussentje op,’ zei ik, ‘dan weten we dat we daar niet moeten gaan zitten.’
‘Goed idee,’ zei Anneke, en ze stak haar duim op.
Ik schonk appelsap in een plastic beker. De blonde vrouw kwam naast me zitten. Ze legde haar hand op mijn arm. ‘Wil je voor mij ook een glaasje inschenken?’
‘Blijf van me af,’ zei ik. Ik duwde de fles in haar handen.
Iemand begon Lang zal ze leven te zingen. Mijn tante stond op. De rest van de mensen ging in een kring om haar heen staan, ze zongen haar uit volle borst toe.
‘Gezellig is het hè,’ gilde mijn tante, ‘wat een gezellige verjaardag.’ Bij de hoera’s strekte ze haar armen uit naar boven, alsof daar iets was dat ze wilde pakken.
De paraplu
Toen ik Sandra voor het eerst zag, regende het ook. Ik was net met Dorien naar de medische dienst geweest. Dorien en ik waren allebei nieuw en we moesten een hartfilmpje laten maken en bloed laten prikken. Dorien viel op de terugweg twee keer bijna, dus ik gaf haar een arm, ook al vond ik het eng om haar aan te raken. Ze rook naar oud papier en ik voelde haar botten door haar jas. Ik had haar arm zo kunnen breken. Terug in de kliniek rookte ik een sigaret op een van de gladde witte bankjes op de binnenplaats. Sandra kwam naast me zitten, ik bekeek haar zo onopvallend mogelijk. Ze was magerder dan ik en ze rookte verbeten – ze inhaleerde diep, blies hard uit en inhaleerde vrijwel meteen opnieuw. Ze droeg een witte trainingsbroek, een te groot grijs sweatshirt met felroze letters en hoge blauwe gympen. Haar haar was strak naar achteren gekamd met gel, de krullen waren treurige geblondeerde ribbels. Op haar voorhoofd lagen rode pukkeltjes. Ik vertelde dat ze zeven buisjes bloed afgenomen hadden en dat Dorien op de terugweg bijna gevallen was. Sandra lachte en noemde haar ‘dat lijk’. Ze vroeg of ik uitging en of ik dronk. Ik knikte en het ging harder regenen, iemand kwam zeggen dat we naar binnen moesten. Sindsdien wandelen we samen, ook al mag zij twintig minuten en ik tien omdat ik nog in de eerste fase zit.
Vandaag regent het niet hard, het motregent, fijn en grijs, maar we waren ook gaan wandelen als het wel hard geregend had. We gaan altijd, ‘s ochtends na de dagopening en ‘s avonds na het eten. Het maakt de dagen open. We lopen over het pad met de houtsnippers langs de sloot. Aan de overkant liggen natte ganzen. Sandra vloekt op de regen en de gebouwen en het collage dat ze moet maken. Ze voelt zich gevangen. Ik zeg dat we hier niet meer gevangen zijn dan we eerder waren. Ze geeft geen antwoord. Ik kijk naar hoe de regen de punten van mijn schoenen raakt en ervanaf glijdt. Mijn voeten laten afdrukken achter die meteen weer uitgewist worden.
We lopen naar het bankje bij de ingang van het terrein, met uitzicht op de achterkant van de kinderboerderij. Ik ga op de rand zitten, Sandra op de leuning, met haar voeten op de bank. Ik voel dat mijn broek door mijn jas heen nat wordt, maar ik blijf zitten. We kijken naar de donkere bomen bij de sloot en roken sigaretten, het is te nat om shag te kunnen draaien. Ik kan sowieso geen shag draaien, mijn shaggies worden altijd dik en slap. Op de grond naast het bankje ligt een zwarte paraplu, die ik oppak als we opstaan om verder te lopen. Sandra doet het hinken van Naomi na. Naomi heeft wat aan haar voet. Ze knutselt 3D-kaarten in de woonkamer en zegt steeds hoi als ze je ziet, ho-i, soms vijftien keer per dag. Na-
omi at alleen nog ontbijtkoek. Ik tik bij iedere stap met de paraplu op de grond. We lopen de hoek om en ik raak bomen aan, sla tegen richtingaanwijzers, tegen de stoeprand. Ik ga steeds harder slaan, zoek naar iets dat niet leeft en niet breekt, stop bij een afvalbak. Ik sla hard met de paraplu tegen het ijzeren frame waar de groene bak in hangt. Het frame trilt en de bak beweegt maar de paraplu breekt niet, ik ben te voorzichtig. Sandra neemt hem van me over, slaat en ik pak hem uit haar handen, sla zo hard als ik kan, ik heb de paraplu met twee handen vast, hij moet kapot en ik sla harder, ik sla tot hij breekt. ‘Ja,’ roept Sandra en ze geeft me een duw. Ik schuif de paraplu in de groene bak. Het handvat steekt er nog uit. Ik merk dat ik hijg. Sandra geeft me haar sigaret en we lopen terug, op een drafje, lachend, we hebben nog een minuut en anders krijgen we een waarschuwing.