Mijn kinderen hebben een sterke weerstand. Maar heel zelden komt het voor dat ik ze thuis moet houden. Toen ik Ada eergisteren van school haalde, klaagde ze al over buikpijn, en in de nacht kwam daar een flinke koorts bij. Ik sliep met opgetrokken benen in haar korte meisjesbed terwijl B in onze slaapkamer bij het ijlende meisje waakte.
Ik had degene moeten zijn die met Ada opbleef, maar dat is dus niet wat er gebeurde. In de ochtend was mijn vrouw gebroken en had mijn dochter nog steeds koorts. Even later moest B op haar werk een dissertatie geven over het onderzoek waaraan ze nu al jaren werkt.
Mijn eigen werkdag zat zo vol dat ik me niet voortdurend schuldig kon voelen over mijn nachtelijke snordrukkerij, maar het knaagde wel zo nu en dan. Ada lag te zweten op de bank; op een tafeltje naast haar stalde ik sap en karnemelk en andere dingen uit die ze lekker vindt.
‘Dank je,’ zei ze. Ze pakte mijn hand en hield hem tegen haar voorhoofd. ‘Warm, ben ik.’
Ik haalde een koude washand voor op dat hete bolletje en dacht aan hoe het moet zijn geweest in de tijd van Jacob Olie, die nog geen tweehonderd meter bij ons vandaan op de Zandhoek woonde. Toen kon een hoestje nog tuberculose betekenen, een beetje koorts het begin van polio. Er waren artsen en ziekenhuizen, maar de kindersterfte loog er niet om in die jaren. Drie van Jacobs zeven kinderen stierven jong.
Ik geloof dat de liefde voor je kind zuiver biologisch is, en dat die dus in elke tijd hetzelfde moet hebben gevoeld, maar ik weet ook dat hevige angst uitdooft als je er lang genoeg aan wordt blootgesteld.
Als een kind maar weinig kans heeft om haar eerste jaar te overleven, hecht je je er dan minder aan? Elk organisme streeft naar groei en het overdragen van genetisch materiaal, en dus zou elke bedreiging van een drager van ons genetische materiaal opnieuw een code rood moeten veroorzaken.
Jacob verloor drie kinderen, maar zou directeur worden van de eerste Nederlandse ambachtsschool en over een periode van vijftien jaar drieduizend foto’s maken van zijn stad. Iemand die in het Amsterdam van onze tijd drie kinderen verliest, komt dat nooit teboven.