De school van de kinderen had een themaweek over voeding en Ada (5) was duidelijk gegrepen door de materie. Op woensdag zou haar groep een restaurant maken van de gymzaal, en onze dochter was als ober ingedeeld.
Steeds als het ter sprake kwam zei B tegen Ada: weet je dat wij in de bediening gewerkt hebben? En dat je vader daarna kok werd? Het maakte geen zichtbare indruk; waar ze op school mee bezig waren, was duidelijk van een andere orde dan dat waartoe haar vader, die tegenwoordig weinig anders doet dan typen, in staat zou zijn.
Zelfs toen ik een middag naar school ging om in de klas van Nadim (10) te vertellen over de horeca, kwam dat bij Ada niet echt aan. Ik deed mijn praatje in groep zeven en liep nog even langs haar klas, waar de voorbereidingen voor de Grote Dag in full swing waren. Geconcentreerde gezichtjes hingen boven ovenplaten vol kaasstengels-in-wording.
Sinds ik geen culinair recensent meer ben, snap ik ze af en toe, de mensen die met onbegrip luisteren naar hoeveel anderen over eten te zeggen hebben. Alsof een klein deel van alles wat je aandacht verdient tot absurde proporties opgeblazen is. Maar dan is er ook hoe diep de zorg voor goed eten en drinken in me verankerd zit, wat het betekent om je geliefden te voeden. Dat kun je achteloos doen, maar ook met zorg, en je keus daarin zegt alles over hoe je je tot anderen verhoudt.
Op een literaire avond zei een jonge schrijver tegen me: Ik denk altijd dat jij elke dag supergoed eet, alleen maar échte gerechten maakt. Ik wilde dat ontkennen, tenminste afzwakken, maar besefte dat hij gelijk had. Zéker vergeleken met iemand die mijn achtergrond in restaurants niet heeft.
Mijn kinderen groeien op bij een vader die bakt, schubt en fileert, uitbeent, zijn eigen vleeswaar, brood en pasta maakt, bouillons trekt, op zaterdag groot inkoopt en mise en place draait voor de hele week. Als ik niet typ dan sta ik meestal groen te snijden, vis te schonen, uien te hakken.
Dat is liefde, schreef ik ooit. Maar de laatste jaren voelt het vaak als plicht, als werk. De lat mag niet zakken, om een of andere reden. Hoe moe ik ook ben. Maar misschien bestaat echte liefde – net als schrijven – wel uit passie én werk.
Geen enkel verhaal komt af op inspiratie. Inspiratie geeft alleen de aanzet, daarna is het je plicht erbij te blijven, door te bijten tot je een rond verhaal hebt, te blijven polijsten tot je die zinnen niet meer lezen kúnt.
In het schrijven ben ik meer gaan houden van dit scherpstellen dan van het gevoel te vliegen dat me soms overvallen kan. Ik ben gaan houden van het werk dat schrijven is.