Voor wie wel eens een globe heeft vastgehouden is het een bekend gegeven. Je kunt de aarde zo draaien dat je vrijwel uitsluitend zee ziet. De Blue Marble, de foto die in 1972 genomen werd uit de Apollo 17 op 29.000 kilometer draagt niet voor niets die naam. 71% van het oppervlakte van de aarde is het niet. Maar is water. Wij zouden Earth beter Ocean kunnen noemen. Vanuit de verte dus blauw en op kaarten en globes blauw. ‘In de oceaan duiken is de grootste habitat op de planeet binnengaan – een rijk met ruim 160 keer méér leefruimte dan alle ecosystemen op het oppervlak samen.’* Dus 71% van deze stukjes zou over de zee moeten gaan.
Dat aangezicht van de globe toont nog een aantal dingen. Het randje land dat je dan nog ziet komt overeen met de ‘pacific ring of fire’. In een hoefijzervorm zie je dan dat er vulkanisme aan drie zijden van de grote oceaan te vinden is, de zuidkant blijft vrij omdat de Pacifische plaat daar niet onder een andere plaat kan duiken.
Maar eerst nog die globe van half water. In de meeste globes staat in die plas water even iets over waar de globe vandaan komt, plaats genoeg. De oceaan is er dus voor tekst en uitleg. De mijne is een Räth, Staatkundige globe uit april 1987, met geplakte papieren stroken, zodat je meteen ziet hoezeer mijn opgeknipte poster vertekent: de Mercatorprojectie, (waarover later meer). En als je goed gaat kijken zie je dat vrijwel in het midden van dat grote azuren vlak het eilandenrijkje Hawaii ligt. Er zijn nauwelijks plekken te noemen die geïsoleerder liggen, niets is zover van alles af als Hawaii. En het moet er mooi en aantrekkelijk zijn. Aloha!
De bloemenslinger die je omgehangen krijgt geeft in zijn paradijselijkheid volgens Edward Wilson** echter meteen iets pijnlijks mee. De bloemen zijn niet inheems, ze hebben waarschijnlijk veel mooiere bloemen verdrongen.
Want achter de intense schoonheid die je je bij Hawaii voorstelt gaat volgens deze bioloog een tragedie van formaat schuil. In werkelijkheid, schrijft hij, is Hawaii een veld des doods van biodiversiteit. ‘Toen de eerste Polynesische reizigers er in het jaar 400 landden, benaderde deze archipel het paradijs zo dicht als nooit enig land had gedaan. In de weelderige wouden en vruchtbare valleien kwamen geen muggen, stekende wespen, gifslangen of gifspinnen voor en slechts weinig planten met doorn of gif.’ Dat is mooi om je voor te stellen: alle geneugten van de wildernis zonder enig ongemak. Hawaii is daarmee natuurlijk een schoolvoorbeeld van eiland biogeografie: waar vind je welke dieren en waarom? Het was niet alleen voor mensen lastig op Hawaii te komen, de afstanden zijn zo groot dat de archipel het heel lang zonder contact met de buitenwereld heeft kunnen stellen. Er ontwikkelde zich een ecosysteem dat toegespitst was op de omgeving, dieren pasten zich erop aan en het geheel leek op niets elders. Varkens, ratten, mieren, muggen, slangen hebben daar sinds 400 na chr. en versneld na 1492 een einde aan gemaakt. Het moet er mooi zijn en er is een aardige biodiversiteit, maar niet te vergelijken met hoe die was.
Niet teveel sombermannen, dat doen Wilson en David Quammen ook niet. Hoewel de grote Jack Johnson er wel wat van kan.
It is such a tired game
Will it ever stop
How will this all play out
of sight, out of mind now […]
It’s such a crying shame.
En toch wil ik ernaartoe…
Lezen
* Ed Yong Een immense wereld. Hoe dierlijke zintuigen de dimensies om ons heen onthullen.
**Edward O. Wilson De toekomst van het leven.
David Quammen The Song of the Dodo. Island Biogeography in an age of extinction.
Luisteren: Jack Johnson.
Kijken: The White Lotus, Seizoen 1.