In Uitzicht op geluk biedt J.J. Voskuil een onbekende kant van zichzelf. Centraal in het boek staat de verhouding tot
zijn naaste familie, als zijn vader stervende is en het huwelijk van zijn jongste broer op klappen staat. Waar in zijn andere boeken zijn familie grotendeels buiten beeld blijft, zoomt Voskuil hier genadeloos in op zijn vader, broers en schoonzusters in verhouding tot hem en Lousje. Met grote precisie portretteert hij een gezin dat de centrifugale krachten niet meer de baas is. Hierdoor krijgt het boek trekken van een familietragedie. Ook de beroerte van Piet Meertens komt uitgebreid aan bod, naast vertrouwde thema’s als Voskuils onmacht bij het leed van dier en mens, zijn dagenlange conflicten met Lousje, verpieterende vriendschappen, Bureau-ergernissen en zijn onvrede over de ontoereikendheid van zijn schrijven. Van de weeromstuit hunkert hij naar een overzichtelijk burgermansbestaan zonder verandering, een leven alleen waarin hij met rust wordt gelaten.
Uitgebreid beschrijft Voskuil hoe hij zich in de wc aan de stortbak gaat ophangen, een plan waar hij op het laatst om praktische redenen van afziet. Toch zijn er voor hem momenten van voldoening en van, wat hij noemt, uitzicht op geluk, meestal onverwacht en in kleine dingen.