Wingardium leviosa

Op een feestje vroeg ik op zeker moment aan mijn gesprekspartner of hij een lezer was. Hij zei van niet. Maar vroeger had hij wel veel gelezen, haastte hij zich te zeggen. Ergens op de middelbare school was het misgegaan. De grijze jager had hij verslonden. Thuis had hij de hele serie staan. Ik ook – ik ben zelfs eens naar de Grijze Jagerdag in het Archeon geweest. Zeker een kwartier spraken we vervolgens genoeglijk over Will en Halt, hun paardjes Trek en Abelard, de Scandiërs en de Temujai. Het was een steengoede serie, zo besloten we ons gesprek, die we best nog wel een keer zouden willen lezen.

De afgelopen maanden heb ik in de avond onder het koken, eten en afwassen de luisterboeken van Harry Potter opstaan, voorgelezen door Stephen Fry. Ik was er niet uit jeugdsentiment mee begonnen, maar omdat ik benieuwd was wat ik van de boeken zou vinden, jaren nadat ik ze voor het eerst las.

Ik ben nu aan het eind van boek 5 en eerlijk gezegd kan de serie mij nog steeds bekoren. Wat mij vooral opvalt is hoe goed de grote verhaallijn in elkaar zit, hoe schijnbaar gemakkelijk die door alle delen heen loopt. Toen J. K. Rowling de eerste zinnen van deel 1 schreef, moet ze al ongeveer geweten hebben wat er in de daaropvolgende delen zou gaan gebeuren. Dat is onder andere te zien aan de volstrekt logische en geloofwaardige karakterontwikkeling die vrijwel alle personages doorlopen. Neville Longbottom (Marcel Lubbermans) staat bijvoorbeeld elk boek iets steviger in zijn schoenen, zodat je niet verbaasd bent dat hij in deel 5 volop in de ontknoping meedoet. Ook de familieruzie die Percy Weasley (Percy Wemel) in deel 5 veroorzaakt, wanneer hij zich van zijn familie afkeert omdat hij bij het ministerie wil horen, past naadloos in zijn karakter. Hij heeft altijd belangrijk willen zijn en die kans wordt hem op dat moment geboden. 

Daarnaast slaagt Rowling erin om in ieder boek vrijwel elk bijfiguur iets gelaagder te maken. Severus Snape (Severus Sneep) is daarvan een goed voorbeeld. Hij wordt steeds mysterieuzer en intrigerender. Het lukt de lezer in deel 4 niet meer om hem alleen nog maar te haten, zoals in de eerste twee boeken. Hetzelfde geldt voor Albus Dumbledore (Albus Perkamentus) die uiteindelijk niet helemaal van goud blijkt te zijn.

Iets anders wat mij opvalt is de tijdloosheid. Je voelt nauwelijks dat het meer dan vijfentwintig jaar geleden gepubliceerd is. Goed, op straat staan er nog telefoonhokjes, niemand heeft een mobieltje en niemand heeft een iPad, maar dat zijn details die niet belangrijk zijn voor het verhaal. Daar lees je gemakkelijk overheen. Het zwaartepunt ligt niet op ‘onze’ wereld (het verhaal speelt zich er ook weinig af), maar op de wereld van de magie. En in die wereld komt ‘onze’ technologie (televisie, internet, film) überhaupt niet voor. Daar schrijft iedereen nog met een ganzenveer op perkament en heeft niemand enig idee hoe elektriciteit werkt (wat logisch is omdat ze geen elektriciteit nodig hebben). Rowling zal de wereld vast niet met het oog op een lezersschare in de verre toekomst hebben vormgegeven, maar het pakt nu erg goed uit.

Toch zitten er wat mij betreft ook zwakke punten in de serie. Deel 4 en 5 zijn mij te dik. De dialogen zijn te lang, er worden te veel gevoelens beschreven en vooral in deel 4 duurt het enige tijd voordat het verhaal op gang komt. (Ik kan me goed voorstellen dat de redacteur in kwestie ofwel niet durfde in te grijpen ofwel dacht: ‘ach ja, het verkoopt toch wel’. En geef hem of haar daarin eens ongelijk.) Het beste boek is in mijn ogen deel 3. Dat heeft ook het beste verhaal. Vooral de stukken aan het eind, waarin Hermione (Hermelien) en Harry terug in de tijd gaan vind ik weergaloos.

En hoewel ik niet uit jeugdsentiment begonnen was, merk ik soms hoe de oude dromen zich roeren. Gisteren bijvoorbeeld, toen ik in de regen mijn fiets zocht en vervolgens vloekend naar het pontje trapte. Wat zou het toch geweldig zijn om je op zo’n moment slechts te hoeven concentreren op je plek van bestemming, je een slag te draaien en er met een knal te verschijnen, flitste het door mijn hoofd. De dag ervoor vroeg mijn stagebegeleider mij een doos printerpapier uit de kelder te halen. ‘Wingardium leviosa,’ lispelde ik, maar er gebeurde natuurlijk niets. Ik had dan ook geen toverstok. En vannacht droomde ik van een uil, die op mijn raam tikte. Hij had een brief om zijn poot. Toen ik wakker werd vreesde ik even dat de brief echt was en zou uitbarsten in woedend geschreeuw.

Om een uur of twee besloot ik het feest te verlaten. Ik schudde de handen van de mensen met wie ik had staan praten en maakte een ronde door de zaal.

Toen ik bij de jassen stond voelde ik een hand op mijn schouder.

‘Jager Sybren, goedenacht.’

Ik draaide mij om en lachte. ‘Jager Sam, van hetzelfde.’

Hij knipoogde terwijl ik mijn jas aantrok en deed alsof hij een pijl uit een koker op zijn rug haalde en op een boog legde. Ik salueerde en vertrok. 

Ik denk dat hij die nacht thuiskwam en nog even in een Grijze jager gebladerd heeft voordat hij in slaap viel. 

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.