‘Als uit de hemel neergedaald loopt een jongeman op een zomerse morgen door het Friese landschap op weg naar Woudsend.’ De vijfentwintigjarige Ko is op weg naar zijn ouders, die er de vakantie doorbrengen. Het is juli 1967, de summer of love, en de vriend met wie hij net een aantal eindeloze weken in Cornwall heeft doorgebracht maakt zijn opwachting. Hij zal hem bij zijn ouders introduceren, zo vanzelfsprekend mogelijk.
De zomerdagen, midden jaren vijftig: op een landgoed bij Putten waant de dertienjarige Ko zich in een idylle. Het liefst
sluipt hij bij het grote gezelschap dat uit twee families bestaat vandaan. Samen met zijn oudere broer ontmoet hij leeftijdsgenootjes, maar eenmaal alleen trekt hij zich terug met het boek Het drama van Putten. Dat boek verandert zijn vakantie in een speurtocht.
Ko is negen als hij op het punt staat afscheid te nemen van zijn eerste schoolvriendje, omdat hij gaat verhuizen. Het is een
gedenkwaardige dag, 20 juni 1950, de dag dat Eleanor Roosevelt een bezoek brengt aan Oud-Vossemeer op het eiland Tholen. De beide jongens besluiten de feestelijkheden te ontvluchten om te gaan zwemmen in de Eendracht, wat hun bijna fataal wordt.
Op intieme en gevoelige wijze weet Sipko Melissen de lezer deelgenoot te maken van de jeugdjaren van Ko. In Arkadia volgt hij het spoor terug van de Amsterdamse student tot het knulletje in Zeeland.
Sipko Melissen (1944) won met Jongemannen aan zee (1997) de Anton Wachterprijs voor beste debuutroman. Een kamer in Rome (2012) was zijn eerste boek dat bij Uitgeverij Van Oorschot verscheen. De roman werd verscheidene malen herdrukt, genomineerd voor zowel de AKO als de Libris Literatuurprijs en kreeg lovende kritieken. Vervolgens schreef hij nog Oud-Loosdrecht, Kafka op Norderney en De vierde mei.