Omdat we de rivier zijn overgestoken en de wind slechts een gevoelloze uitrol van kou biedt en we ons mak hebben aangepast en niet langer hopen op meer dan we kregen en ons niet eens meer afvragen hoe we hier zijn beland, laat het ons koud dat alles anders liep dan we verwachtten. Het is onmogelijk de mist waarin we leven te verdrijven, te weten dat we weer een dag hebben verdragen. De stille sneeuw van gedachten smelt al voor hij kan blijven liggen. Waar we zijn is nog niet beslist. De poorten naar nergens vermenigvuldigen zich en het heden is zo ver weg, zo ontzettend ver weg.
Uit: Mark Strand, Bijna onzichtbaar