A. Koolhaas
De Patagonische weduwnaar
Fragment
Korte samenvatting: De Patagonische weduwnaar is een novelle over Alfonso, een Patagonische haas, samen met zijn wijfje vanuit Argentinië in een kist verscheept, bestemd voor een dierentuin in Nederland. Hij komt als weduwnaar aan; het vrouwtje sterft tijdens de stormachtige zeereis. De oppasser Tepas die met de zorg van het dier belast wordt, tracht te voorkomen dat het dier van eenzaamheid omkomt zo lang er geen nieuw wijfje aanwezig is.
De volgende morgen vond hij de plek in het gras zonder mankeren en hoopte daar nu iets van zijn eigen geur terug te vinden. Maar in het sterk ruikende gras was daar geen sprake van. Alfonso stond een tijdje te aarzelen en besloot toen op zijn minst te gaan zitten, eventueel zelfs te gaan liggen om goed na te denken. Daartoe begon hij aan de procedure die leidde tot het onder zich vouwen van de achterpoten, een handeling die ook een oudere Patagonische haas zelden spelenderwijs weet te volvoeren. Daarvoor zijn de poten te lang. Weliswaar heeft het zijn nut voor deze dieren om krachtige achterpoten te bezitten – ze komen hen van pas om een achtervolger voor te blijven en om een overzicht te hebben bij het grazen – maar een achtervolging door een tijger, zoals bijvoorbeeld een Thomsongazelle kan overkomen, heeft een Patagonische haas niet te duchten. Een tijger krijgt hij niet te zien, of het moet in een dierentuin zijn en voor die ontmoeting heeft hij zo veel snelheid niet nodig. In zeker opzicht is hier dus sprake van een ‘waist’, die voor de Patagonische haas het bestaan ingewikkelder maakt dan noodzakelijk is.
Ook de heer Tepas had, na de Patagonische haas verscheidene malen geobserveerd te hebben bij het onder zich vouwen van de poten, zich in steeds sterker mate verbaasd. Hij vatte het plan op om ook eens een gewoon hazepaartje een paar dagen lang op het koepelgazon te plaatsen,
tot lering van de Patagonische haas en de bezoekers. Het leek hem interessant om de reacties van de beide hazesoorten waar te nemen, voor het geval de dieren gelijkenis en afwijkingen ook zouden opmerken en elkaars gewoonten zouden willen overnemen. Het leek hem mogelijk dat de weduwnaar, zich zelf vergelijkend met een gewone haas, die zijn poten bij wijze van spreken onder zijn lijf slingert, daar van op zou kijken en nauwelijks voor den dag zou durven komen met zijn behoedzame manier waarop hij gewoon was te gaan liggen of zitten. Dat kon in dit geval zelfs tot een existentiële crisis leiden, dacht Tepas. Hij vond dat hij daarom voorzichtig te werk moest gaan.
Hoewel Alfonso genoeg te overdenken had, viel hij bijna onmiddellijk in slaap. Doorgaans werd hij eerst overmand door slaap en sloot hij vervolgens zijn ogen. Maar nu was de volgorde omgekeerd. Hij besefte dit en het verontrustte hem, zoals alles vandaag.
Hij ontwaakte omdat hij, terwijl de zon op zijn neus scheen, dacht dat zijn vrouwtje, zoals zij wel eens deed, op zijn neus was komen zitten; iets wat hem meestal hinderde, maar soms ook geweldig dartel maakte. De herinnering aan haar penetrante luchtje stemde hem zeer droevig. Want altijd had hij door haar geur zeker geweten, dat zij vlak bij hem was. Opnieuw zag Alfonso zich voor een groot probleem geplaatst. Hij begon zijn nieuwe omgeving grondig te wantrouwen. Hij besloot zijn ogen niet meer dicht te doen op de ogenblikken waarop hij zich onzeker voelde in zijn nieuwe wereld. Hij merkte echter al gauw dat een besluit nemen makkelijker is dan het uit te voeren. Toen mijnheer Tepas ‘s avonds het gazon op kwam lopen om hem in het nachthok te zetten, wist Alfonso niet wat hij moest doen: de ogen dicht, ofjuist niet. Hij keek de man vals aan en draaide een beetje van hem weg. Tepas dacht dat Alfonso weg wilde slenteren om te verhinderen hem in het nachtverblijf te plaatsen. Maar Alfonso wildejuist graag in het donker zijn, om zich met zijn ogen dicht te kunnen concentreren op de geur van Anna, zijn gestorven vrouwtje. Hij stapte dus braaf en vlug het verblijf binnen. Na het ritueel van het gaan liggen, sloot hij zijn ogen en al gauw zag hij Anna voor zich staan. Heel traag en met lokkende bewegingen verwisselde ze haar voorkant voor haar achterzijde, waarmee ze te kennen gaf wat ze wilde. Alfonso kwam direct op zijn pootjes en stond voor een groot niets. Hij was wel eerder bevangen geweest door een groot verlangen, na Anna’s dood, maar hij was er nooit voor overeind gekomen. Hij stond nu raar met stijve poten in het donker. Hij maakte een hoog geluidje en stampte met zijn linker achterpoot op de grond en sloeg toen snel een soort roffel met de voorpo-
ten. Dat hielp hem niet. Hij sloot zijn ogen en ging met zijn hele lijf vol sidderingen weer liggen. Hij voelde hoe haar geur bezit van hem nam en sliep in.
Toen mijnheer Tepas ‘s morgens vroeg het nieuwe hok opende, was hij zeer nieuwsgierig hoe hij die Patagonische haas aan zou treffen. ‘s Nachts, vredig naast mevrouw Tepas-Lerink gelegen, had hij zich afgevraagd hoe Alfonso de eerste nacht buiten de reiskist zou doorbrengen. Soms waren dieren, die overdag in de tuin rondliepen, de eerste nachten in hun nachtverblijven zeer onrustig. De reuk van voorgangsters en voorgangers wekte opwinding of agressie op en er waren er die als dollen brulden. Van Alfonso verwachtte hij eerder tam dan woest gedrag, maar als je naar zijn afmetingen keek en zijn zonderlinge bouw en er rekening mee hield dat hij pas zijn vrouwtje had verloren, dan waren verrassingen niet uitgesloten. Toen hij de deurtjes opende was hij dan ook niet verbaasd dat zijn buitenmodel haas zich onmiddellijk naar buiten spoedde en dus al had staan wachten.
‘Duurde het te lang, mijn jongen?’, vroeg Tepas.
Hij zag aan de rug van Alfonso dat hij de nacht ontvluchtte. De haas liep naar het midden van het gazon en hoewel het mooi weer was, bleef hij daar stokstijf staan, uit vrees voor de geur van Anna. Hij rook het voedzame gras, maar had geen honger. Hij trok een grasspriet uit het gazon en bleef lang met dezelfde grasspriet in zijn bek zitten suffen, lamgeslagen en diep treurig omdat hij Anna niet meer kon laten zien hoe goed ze het gekregen zouden hebben.
Ineens schrok hij overeind, smeet zich in het gras met dichgeknepen ogen, op zoek naar de geur van Anna. Daar was echter de wind uit de pampa voor nodig. Hier bracht de wind op zijn hoogst de geur uit Broek in Waterland, de geur van ronde boordevolle koeien met loeien van spenen, roomsoezend in het zonlicht, veertig-plussend bij regenweer; volvet dromend in de doffe nacht en ‘s ochtends vroeg uit het stamboek der boeken brevierend in het prille melkwitte licht.