A. Roland-Holst
Een herinnering aan Henriette Roland Holst
voor Prinses Beatrix
Zij lag ziek op bed en ik kwam haar opzoeken. De verpleegster ging even boodschappen doen. Er stonden hier en daar bloemen in vazen, maar er stond ook een zoogenaamd Bloemstuk. Ik zei: ‘Tante, ik hou niet erg van bloemstukken, maar dit vind ik wel mooi, van wie is het? Zij keek mij aan uit de diepste oogkassen die ik ooit heb gezien, en antwoordde: Van de Koningin, (toen was Wilhelmina nog op de troon). Zij is een vrouw die veel en lang heeft geleden.
Toen de moffen verslagen waren, kwam Wilhelmina (the only man in the Dutch Government, volgens Churchill) in ons land terug. Zij bewoonde de helft van een villa in Scheveningen. Daar ontving zij een dag per week kunstenaars die ‘goed’ waren geweest. Voor de ‘dichteres’, zoals Anton van Duinkerken haar noemde, maakte zij een uitzondering: Zij noodigde haar uit voor het noenmaal. Er waren geen andere gasten.
Toen Henriette Roland Holst-van der Schalk was gestorven kreeg ik van Koningin Wilhelmina een telegram van vijf regels lang.
Als twee hooge mensen, elk met een uitgesproken eigen willekeur, elkaar ontmoeten, slaat er een vonk over van het licht dat eeuwig is.