Aan Amsterdam
Wat er aan kinderhoofden nog rest in Amsterdam
is lang door ganzentred beschaafd tot tegelstenen.
Koplampen van de koegemeent
glijden over de zachte wegen.
Nergens meer vindt men lust in hoek o f kern:
graatloze wormen mummelen aan stronkloze bladeren,
één slappe zeeslawereld waar onze ogen gaan.
ik vraag U, wàt moeten wij doen?
Waak voor Uw knaagtanden,
dat zij niet onversleten
oprollen tot horlogeveren,
spanningen opwekkend tot ondragens toe.
Bevrijdt uit de draden van papliefde, slatuinen,
Uw gazelle tot sprongen van slankheid en dans.
Knaag aan de botten van uw beperkers,
verleg de beddingen van hun vergrachte stromen.
Bloei uit van kernhout,
van hardheid van contour en kleur.
Verhoog, kortom, uw amplitudo.
D. Hillenius