Alfons de Ridder
Aan Jan van Nijlen
Geschrapt beteekent ‘raye’, supprimé, uitgesodemieterd’.
21 Oct. 1911
Van Nijlen,
Reeds bijna een maand heb ik uw brief in handen zoodat mijn antwoord wel wat achteraf komt niet waar? Verontschuldigingen hiervoor zal ik u maar niet aanbieden, gij weet dat dat toch verzinsels zijn.
Eerst over uw P.S., dat te meer uitblinkt omdat het zoo heelemaal van onder op ‘t laatste blad staat. Ik heb van v. Eyck zooeven weer een postkaart gekregen, heel beleefd als altijd en ik durf daar niet goed op te antwoorden zóó beleefd schrijft die man. Schrijf gij hem zelf eens en zeg hem dat ik beslist1. op 1 Dec. a.s. betalen zal. Maar even beslist is het mij onmogelijk vroeger te betalen, op mijn eerewoord.2.
Wat nu het boek3. betreft zal ik over uwe loftuigingen maar zwijgen. Wat uwe aanmerkingen betreft, aan de meeste ervan heb ik gevolg gegeven zooals gij zien zult uit onderstaande. Of neen, gij hebt geen copie van uw brief en zoudt mij dus niet kunnen volgen. Maar ja! Ik zend U hierbij uw
brief terug, waarin ik aan elk uwer aanmerkingen een nummer gegeven heb.1. Kijk nu:
1. | Heb ik niet veranderd. Die 2 × niet langer hebben voor mij een beetje het karakter van ons noch… noch… (noch vader noch moeder). |
2. | Staartje heb ik afgekapt. |
3. | ‘Maar hij was nu dood’. Ik had die onzin met opzet geschreven, om aan die Mme Dum. een beetje het karakter te geven van een losbollig praatziek mensch. Maar toch heb ik het geschrapt. |
4. | Overleggen’ (klemtoon op leggen) beteekent ‘elkander raadplegen, consult houden, plannen smeden. Ik geloof wel dat het hier een goed woord is. |
5. | Links heb ik in rechts veranderd. |
6. | Uwe opmerking betreffende het actieve van achterblijven is wel wat puriteinsch maar toch juist. Ik heb dus gezegd ‘de oude bleef bij den doode achter.’ ‘En geen van beiden sprak een woord’ heb ik geschrapt. Dit was ironisch, maar ik erken dat ironie hier misschien misplaatst is. |
7. | En door de vensters van het park viel een zonnestraal Ge hebt volkomen gelijk. ‘Van het park’ heb ik eenvoudig weggelaten. |
8. | Neen, volgens mij is dat goed Nederl. Een boom ziet er niet groen uit maar ziet groen.
Een mensch ziet er slecht uit. (of goed, of bleek). Er is alleen dit: ‘begonnen’ dat wijst op een aanvangsperiode en ‘zien’ dat slechts gebruikt kan worden wanneer de kwaliteit ’groen’ geheel bereikt is, zijn misschien een beetje tegenstrijdige ideeen en het ware daarom misschien beter te zeggen: ‘de boomen werden groen’. Toch heb ik dit onveranderd gelaten. |
9. | Dit heb ik veranderd in: Vier sloeg hij over omdat hij die zelf niet wist. Dus: sloeg hij over in plaats van liet onaangeroerd. |
10. | ‘Dat begrijp ik waarachtig niet’ heb ik weggelaten en was daardoor verplicht den laatsten zin te veranderen in:… onmogelijk maakten. ‘Maar om die ellendige broodjes, waar de mof slechts één hap over deed, zat zij voortdurend in doodsangst.’
Om half acht enz…. (vreemd, dat men de beste dingen soms geheel achteraf vindt hé? Zoo is |
het heele hoofdstuk ‘Het Bezoek’ later geschreven en ingelascht. | |
11. | Of hij sterk was, toen hij nog leefde. Ik heb die 4 laatste woorden ge-schrapt. Voor de aardigheid wil ik u zeggen dat ik door die woorden het platte, ondelikate van onzen Duitscher wilde doen uitkomen. Het spreken over zulk een doode tot diens weduwe, wanneer men zelf de minnaar dezer laatste is, is op zich zelf reeds een beetje gruwelijk en ondelikaat. Maar om dan nog te zeggen ‘toen hij nog leefde’ (de son vivant), dát doet de deur toe, want het zou1. immers bij die Wwe het idee moeten opwekken ‘toen hij nog leefde. Helaas! Waarom leeft hij nu niet meer.’ Zou heb ik onderstreept, omdat het in werkelijkheid (en o.a. in ons geval) niet zoo is en de arme doode wel degelijk haast vergeten is. Gij ziet hoe diep verborgen mijne bedoeling was toen ik schreef ‘toen hij nog leefde’. Toch heb ik het geschrapt, omdat mij uit uw brief blijkt dat de lezer het niet snappen en over het ‘pleosasm’2. struikelen zal. Bovenstaand was mijn voornaamste beweegreden, waarom ik zoo schreef. Toch moet gij ook bedenken dat ik die woorden in den mond van Grünewald gelegd heb, die een ordinaire klerk is en dat een uitdrukking als ‘Est-ce qu’il était fort de son vivant’ heel gewoon is. En in ‘de son vivant’ zat juist het zout. Enfin het is er uit. |
12. | Hij tegenover haar en
Zij tegenover hem heb ik maar geschrapt. |
13. | De nakende ontbinding uit hare oogen spreekt – heb – ik geschrapt. |
14. | Als Aasgaard binnenkomt enz. wind uit de fjorden… thermometer. Dit heb ik voorloopig laten staan. Wat hebt gij daartegen in te brengen v. Nijlen? Indien het ‘oud’ is dan wil ik het schrappen. Anders vindt ik het niet slecht en geeft het wel het idee van mijn Noor. |
15. | … ‘om den vaderlandschen regen nog eens op zijn schedel te voelen’ heb ik eenvoudig veranderd in: ‘om zijn vaderland nog eens weer te zien.’ |
16. | Image trop facile, zegt gij. Wat bedoelt gij? Bedenk dat Brulot spreekt en niet ik. Ik heb echter die en weggelaten zoodat het nu wordt: in den bloei zijner jeugd, en in den tuin der villa zelfmoord heeft gepleegd. |
Daardoor verandert de beteekenis geheel, zooals gij begrijpen zult. Doe ik echter wel goed door dit te veranderen? | |
17. | De man der wetenschap. Der wetenschap heb ik geschrapt zoodat overblijft: de man. |
Awel, Kerel, wat zegt gij daar van? Dat is nog al schrappen hé? Dat is nog eens luisteren naar den raad van een ander, zou ik zeggen. Maar waarom ook niet? En aangezien gij de eerste zijt die zich de moeite geeft mijn boek met aandacht te lezen…
Nu schrijft gij: ‘Dit zijn enkele kleinigheden’. Bedoelt gij dit zijn enkele kleinigheden, of ‘dit zijn enkele kleinigheden.
In het eerste geval houdt ik mij ten zeerste aanbevolen voor dadelijke toezending der overige kleinigheden. Of is dat alles wat gij gevonden hebt en vinden zoudt indien gij ‘t boek nog eens laast?
Hebt gij dus nog wat op te merken, laat het mij dan direct weten, dan kan ik het desnoods nog veranderen in het nieuwe exemplaar dat ik hier voor Mus1. heb klaarliggen.
Met vriendelijke groeten en veel complementen aan del2.
Aantekening
Deze brief wordt gepubliceerd naar een afschrift dat jaren geleden is gemaakt, nog bij leven van Jan van Nijlen in wiens bezit hij was. Het origineel heeft Van Nijlen kort daarop in bruikleen afgestaan voor een tentoonstelling in Nederland. Het is nooit naar de bezitter teruggekeerd en is nog altijd niet terecht. De copie, die toen alleen voor de aardigheid, zij het wel zo zorgvuldig mogelijk maar zonder behulp van mechanische middelen vervaardigd is, kon dus niet nog een allerlaatste keer gecollationeerd worden vóór het afdrukken.
Er is geen poging gedaan om de tekst in welk opzicht ook glad te strijken. Mogelijke afwijkingen van het manuscript zijn ongewild, behalve die van typografische aard, zoals het cursiveren van onderstreepte woorden.
C. Bittremieux
- 1.
- Tweemaal onderstreept.
- 2.
- Het over te maken bedrag was voor een van de 40 exemplaren van Van Nijlens bundel Naar ‘t Geluk (1911), het tweede boek van De Zilverdistel, die toen onder leiding stond van J.C. Bloem, P.N. van Eyck en J. Greshoff Het boek kostte f 5, – of 10 frank.
- 3.
- Villa des Roses, dat eerst in 1913 in Groot Nederland en als boek gepubliceerd zou worden.
- 1.
- Van Nijlen heeft die brief, de zijne, niet bewaard.
- 1.
- Driemaal onderstreept.
- 2.
- Aldus in het origineel.
- 1.
- Bijnaam van de wederzijdse vriend A.J.J. (Ary) Delen.
- 2.
- Het origineel heeft hier een schets van een vogelkopje, dat moet staan voor ?Mus(ch)?; zie noot 1.