[p. 573]
Anne Kranendonk
Gedichten
Liguster
Kaal langs het trottoir
trotseren de stengels het woeste slaan
van de ontketende wind,
hem krijgen ze niet plat,
hij verdoet zijn tijd niet met pracht.
De heggeschaar van de storm
liet hem koud,
hij heeft geleerd van te kostbare bloei
en er voor altijd van afgezien.
Geen doel verheft hem
hoger dan een struik,
eenvoud is zijn behoud.
[p. 574]
Enclave
In deze streek doe ik afstand van gewicht.
Op dit door een zwarte rivier
omsloten terrein word ik ontaard.
De verschrompelde struik, zwarte tronk
van een minuut, is omgezaagd,
versplinterd tot voedingsbodem, bouwrijp.
Ik merk het afkalven,
maak me breed voor het dunne luisterrijke geheim
dat de wind die zwelt in de boomkruinen niet afneemt.
[p. 575]
Jaarbasis
De doorbuigende plank die mij droeg versmalde
tot de richel langs de laatste nullijn.
Een zwart schrikdraad verscherpt de rand.
Ik sta op het punt van nevel en lucht,
overspoeld door verwaaide stemmen over het water
en herken aan de schaduwen diep in de schemering
de zonzijde van het bestaan,
bepaal dit vaal uitvlakken en verbaas me
dat ook het helder misverstand nog niet is opgelost
waarop mijn leven gewichtloos is gebaseerd.
[p. 576]
Intrige
Gezichtshoeken staan hier haaks op elkaar.
Wat wordt uitgekonkeld,
verkapt, kan niet worden verhuld.
Hart tegen hart,
een jutter wil ze nog verzoenen
maar de zee krijgt er geen genoeg van
en ook de zandbanken laten zich niet onbetuigd.
Geen golf smaakt het zoet van de overwinning.
Wederzijdse afkeer tussen die twee
houdt hen voorlopig bezig.
Wie in die golven verzeild raakt
bruist van tegenslagen en slagen, door
kolken beïnvloed, sterk
geïntrigeerd door het bewegen en stromen.