Anne Vegter
Brand
De koningin van een arm land woonde zelf in een betoverend mooi paleis. Door het hele paleis stroomde zachte muziek waar de koningin tot haar enkels in kon waden. Midden in het paleis lag een vijver. De bellen die op het water dreven vielen uit fonkelende gouden lampen. De koningin droeg stoffen die zij uit verre werelden liet komen. Alsof het nog niet genoeg was had de koningin eenbeeldschone dochter die Hemeltje heette. Hemeltje trippelde altijd op torenhoge hakjes. ‘Prinses Hemeltje draagt hakjes tot aan de hemel,’ zei haar moeder. ‘Zo hoog zouden wij wel willen stijgen. Maar helaas hangen er in de hemel geen spiegels. Dan vinden wij er niets aan. Dus blijven wij in ons paleis.’
Hemeltje draaide de hele dag voor haar spiegels. Ze keek alleen naar zichzelf. Daarom wist zij zeker dat niemand zo bijzonder was als zij. Hemeltje was nog nooit buiten geweest. Want haar moeder had haar geleerd dat buiten alles kleefde en vies was. Zij leerde haar dat de mensen oud werden en stonken. Zij vertelde dat sommige mensen zelfs hun behoefte deden op een toilet! Ze vertelde dat het toilet binnen in hun huis stond!
Toen Hemeltje dat hoorde stak ze haar billetjes uit het raam en liet zomaar een poepie vallen. Haar koninklijke drol viel precies op het hoofd van een kleine jongen.
De kleine jongen heette Brand. Recht als een kaars stond het poepie op zijn hoofd. Toen hij het uit zijn haar wilde krabben kleefde het vaster aan zijn hoofd. Iedereen die hem zag wees naar de drol. Alle kinderen uit het koninkrijk liepen lachend en gillend achter hem aan. Brand kookte van woede.
Niemand wist wie het gedaan had. Het lukte niemand om het poepie uit zijn haar te poetsen. Het stond op zijn hoofd alsof het er altijd had gestaan. Hemeltje deed net alsof ze niks gezien had. Met een klap sloot zij haar ramen en ging weer voor haar spiegels zitten. Brand droeg voortaan een drol op zijn hoofd.
Eerst moesten de jaren voorbijgaan. Het koninkrijk was armer dan ooit.
Het werd tien jaar later. Hemeltje zat nog steeds voor haar spiegels en dacht dat de wereld niet groter was dan haar spiegel.
‘Moest jij niet eens trouwen?’ vroeg haar oude moeder op een dag. ‘Wat zou jij denken van een verliefde prins?’
‘Waag het niet zo’n armoezaaier binnen te laten, moeder,’ snauwde Hemeltje. ‘Alleen de beste is goed genoeg voor mij. Slappelingen en smeerlappen knoop ik aan de hoogste galg.’
‘Prinsessen horen te trouwen,’ zei haar moeder. ‘Dat lees je overal. Wie moet er anders voor het paleis zorgen als ik er niet meer ben?’
‘Wat kan mij dat schelen,’ zei Hemeltje.
‘Denk jij dan alleen maar aan jezelf?’ zei haar moeder.
‘Natuurlijk,’ antwoordde Hemeltje.
‘En wie zorgt er voor jou als ik dood ben?’ zei haar moeder.
‘Hou toch op,’ zei Hemeltje.
Plotseling had de koningin schoon genoeg van de verwende prinses. Als jij dan niets wilt horen moet je maar iets voelen, dacht ze.
Ze schreef een wedstrijd uit. Alle jongens uit het koninkrijk mochten meedoen. Wie won mocht trouwen met de prinses. Hemeltje was woest van woede. Hoe durfde haar moeder haar als een hoofdprijs uit te loven aan een jongen die zij niet kende! Maar haar moeder zette haar plan door.
De jongens in het koninkrijk mochten een weekje oefenen. Omdat niemand wist waar de wedstrijd over zou gaan oefenden zij in alles wat ze maar konden bedenken. Maar terwijl de een oefende in het klimmen langs een torenmuur en de ander zich oefende in een stevig gevecht, weer een ander zich kampioen waande in het spannen van zijn boog, nog een ander de beste wilde zijn in lekker koken, verstopte Hemeltje zich in de donkerste kast van het paleis. De koningin trok zich niets meer van Hemeltje aan.
Terwijl de jongens oefenden was er eentje die helemaal niet oefende. Zijn naam was Brand. Wie hem diep in de ogen keek zag hoe er een vuur smeulde. Er stond al tien jaar lang een drol op zijn hoofd. Brand wist niet wie dat gedaan had. Iedereen lachte hem er om uit. De meisjes uit het koninkrijk renden altijd hard weg als Brand achter hen stond. Dat hij mooi en sterk was kon hen niets schelen. Zij vonden het poepie vies.
Toen de dag van de wedstrijd aanbrak sleurde de koningin Hemeltje vroeg uit de kast.
‘Maak je zo mooi mogelijk,’ zei ze. ‘Dan doen ze beter hun best. Over twee uur begint de wedstrijd.’
‘Ik kom niet,’ zei Hemeltje.
‘Moet ik soms een man voor je kiezen?’ vroeg de koningin.
‘Ik wil geen man en ik wil geen vrouw,’ zei Hemeltje. ‘Ik wil niets. Ik wil in bad in de vijver.’
Terwijl ze in het water zat en de gouden bellen tussen haar vingers liet knappen huilde Hemeltje bittere tranen.
‘Misschien zit ik morgen al met zo’n muffe bruidegom in bad,’ snikte ze.
Na het bad trok ze een handdoek tot over haar ogen. Ze wilde niet dat iemand haar gezicht zag.
‘Doe die handdoek van je gezicht, kind,’ zei de koningin. ‘Wat moeten de jongens wel denken als ze straks aan de wedstrijd meedoen. Je ziet er vreselijk uit.’
‘Het kan mij geen drol schelen wat de jongens denken,’ snauwde Hemeltje. ‘Die denken toch alleen aan mijn gezichtje.’
‘Jij denkt toch ook alleen aan jouw gezichtje,’ zei haar moeder. ‘Zit jij soms nietje hele leven voor de spiegel?’
‘Nietes,’ zei Hemeltje.
‘Welles,’ zei de koningin.
‘Nietes,’ zei Hemeltje.
Ze wellesnietesten nog een poosje door tot het tijd was voor de wedstrijd. Hemeltje wilde de handdoek niet van haar gezicht halen.
‘Dan moeten die jongens zelf maar bedenken hoe jij eruitziet,’ besloot de koningin. ‘Ik maak er gewoon een tekenwedstrijd van. Je trouwt met de jongen die jou het beste tekent.’
‘Nietes,’ zei Hemeltje.
‘Welles,’ zei haar moeder.
Toen de wedstrijd begon drukten de jongens die mee wilden doen zich tegen de hekken van het paleis. Eindelijk zouden zij prinses Hemeltje in het echt zien! Brand stond achter in de rij. Toen de koningin buiten kwam klonk er een zucht van bewondering. De koningin was beeldschoon. Er trippelde een geheimzinnig figuurtje met een handdoek over het hoofd achter de koningin aan.
‘Het prinsesje blijft nog even een verrassing!’ riep de koningin. ‘Wij zullen haar straks onthullen.’
‘Is het prinsesje een verrassing?’ vroegen de jongens. ‘Mogen wij haar echt nog niet zien?’
‘Neem allemaal een stuk papier. De wedstrijd gaat beginnen. En dit is geen grap,’ zei de koningin streng. ‘Wie de prinses het beste natekent krijgt haar. Alle kleuren zijn toegestaan. Aan het werk!’
Aan een tekenwedstrijd had niemand gedacht. Ze hadden zich voor niets in klimmen en vechten en schieten en bakken geoefend.
De lakeien van de koningin deelden papier uit en krijt in alle kleuren. Hemeltje zat op een stoeltje naast haar moeder op het balkon. Ze hield de doek over haar hoofd stijf vast. De jongens maakten haar zo mooi mogelijk. Zij tekenden grote ogen, een piepklein neusje en een rode mond met een suikerzoete glimlach. Ze kreeg lange krullen die op haar schouders dansten. De jurkjes die zij tekenden leken wel kostuums voor een feest.
Maar Brand tekende niet mooi. Het poepie zat hem dwarser dan ooit. Hij koos pikzwart krijt. Hij maakte een grote vlek. Hij kraste dwars door het papier heen. Het krijt brak onder zijn handen. Omdat hij zo tekeerging scheurde er in het midden een gat.
Toen iedereen klaar was keurde de koningin de tekeningen. Zij schudde haar hoofd.
‘Bah!’ zei de koningin. ‘Allemaal mooie meisjes die allemaal hetzelfde zijn. Prinses Hemeltje is heel speciaal. Niemand heeft haar goed getekend.’
Ze scheurde de tekeningen doormidden. Toen hield zij de tekening van Brand in de lucht.
‘Wie heeft dit gemaakt?’ vroeg zij.
Brand kwam naar voren. Hij boog voor de koningin.
‘Ik, juffrouw,’ zei hij.
‘En wat heb jij getekend?’
‘De prinses, juffrouw!’
‘Dat is brutaal!’ riep de koningin. ‘Wat een schandaal! Wat ligt daar trouwens op jouw eigen kop? Is dat een feestmutsje voor de prinses?’
Iedereen lachte. Brand balde zijn vuisten in zijn zak. Toen hield de koningin het papier zo hoog dat iedereen kon zien wat Brand gemaakt had. Het was de grote vlek met in het midden een gat.
‘Het lijkt wel een heks!’ fluisterde de koningin. ‘Een heks vliegt door een gat!’
Niemand hoorde wat de koningin zei. Maar Hemeltje hoorde alles. Zij hield de handdoek nog stijver vast. De koningin klapte in haar handen.
‘Mooi!’ riep de koningin. ‘Heel speciaal! Sprekend de prinses, dus deze tekening wint! Leve de bruidegom!’
De jongens mokten. Zag die koningin dan niet dat de lelijkste tekening door de smerigste jongen was gemaakt? Niemand wenste Brand geluk met zijn overwinning. Maar Brand merkte het niet. Hij probeerde te ontdekken hoe het meisje eruitzag met wie hij ging trouwen. Het poepie op zijn hoofd
stond rechter dan ooit. Brand voelde de kracht van trots in zijn borst.
‘En nu breekt het grote moment aan!’ sprak de koningin.
Het werd stil. Toen trok de koningin de handdoek van Hemeltjes gezicht. Daar was zij dan. Haar haren piekten en sliertten alle kanten op. Hemeltje fladderde met haar armen in de lucht. Er kwam stoom uit haar oren. Zij keek zo scheel als zij kon en zij stak haar tong uit. Toen wees zij naar Brand.
‘Ik trouw niet. Ik poep nog liever op mijn eigen kop!’
Zij duwde haar moeder weg en rende het paleis in. Niemand durfde te lachen. Brand bewoog zich niet. Hij had gehoord wat Hemeltje zei. Hij keek naar de muren van het paleis. Plotseling sloot iemand met een klap de ramen.
Toen rende Brand naar binnen. Hij gleed uit over de spiegelgladde vloer van het paleis. Hij gleed door een lange gang en greep zich ten slotte vast aan de rand van een vijver. Gouden bellen vielen uit een reusachtige lamp boven de vijver. Er zat een meisje in het water. Het was Hemeltje. Zij hield haar handen voor haar gezicht.
‘Je vergat mij te feliciteren,’ hijgde Brand.
Hij veegde zijn lange haren uit zijn ogen. ‘Ik wist niet dat een hoofdprijs zo hard kan lopen. Maar hoe zou ik dat moeten weten? Want ik ken jou niet eens. Ik ga jou iets vragen, Prinses Hemeltje.’
Hemeltje hield haar handen nog steeds voor haar gezicht.
‘Wat is volgens jou makkelijker: op je eigen hoofd poepen of op het mijne?’
Het was even stil.
Toen snauwde Hemeltje: ‘Op het jouwe natuurlijk.’
Brand liet zich niet van de wijs brengen. ‘Wat doe jij liever: met mij trouwen of op mijn hoofd poepen?’
Hemeltje deed alsof het haar allemaal niks kon schelen.
En toen zei Brand met de stem van een overwinnaar: ‘Dan hoef je nu alleen nog maar met me te trouwen! Want je hebt al op mijn hoofd gepoept.’
En toen bleef het heel lang stil. De gouden bellen dwarrelden zonder ophouden naar beneden. Ten slotte gluurde Hemeltje tussen haar vingers door. Ze zag een knappe jongen met lange blonde haren. Er stond iets raars op zijn hoofd. Het leek haar een… dat was toch geen… maar Brand onderbrak haar gedachten.
‘Laatste en moeilijkste vraag. Wat lijkt jou makkelijker: met jezelf trouwen of met mij trouwen?’
Hij nam haar handen van haar gezicht en hij zag hoe mooi ze was. Hemeltje sperde haar ogen open. Er smeulde een oud vuur in de zijne. Zij staarden elkaar aan.
Toen boog Brand zijn hoofd over de rand van de vijver. Nu kon ze dat malle ding op zijn hoofd goed zien. Ze werd rood, roder, knalrood. Ze wilde haar gezicht weer verstoppen. Maar ze deed het niet. Ze maakte van haar handen een kommetje. Daarmee schepte ze water uit de vijver. Ze waste zijn haren.
Het poepie dat daar al jaren kleefde viel zomaar uit zijn haar. Het viel met een kleine plons in de vijver en bleef drijven op het water. Ze leegde nog een kommetje water over zijn hoofd en waste zijn haren tot ze glommen als goud. Hemeltje sprong snel uit de vijver. Brand sloeg zijn armen om haar heen.
‘Wat is daarop uw antwoord, prinses?’ fluisterde hij in haar oor.
‘Het moeilijkste is om met jou te trouwen,’ zei Hemeltje langzaam.
‘Dus?’ vroeg Brand.
‘Dus trouw ik met jou. Want ik hou van moeilijk doen,’ lachte Hemeltje.
Toen kusten zij elkaar. Hemeltje lachte weer. Ze vond lachen zo leuk dat ze niet kon ophouden. Brand kuste haar telkens. Hemeltje streelde zijn haren en zei dat ze het liefst de volgende dag al trouwde.
En dat gebeurde. Haar moeder liet zich niet meer zien. Die was bang dat ze haar verdiende loon nog zou krijgen. Toen ze een paar dagen later toch maar uit een kast kroop liet Brand haar het schitterende toilet zien, dat hij had laten bouwen in het paleis. Want de jonge prins Brand was vriendelijk. Die wilde niets weten van het verdiende loon.
Toen hij later koning werd zorgde hij ervoor dat iedereen in het koninkrijk een klein beetje rijker werd. Hemeltje deelde alle spiegels uit aan de onderdanen. Dan konden de mensen zelf zien dat ze dikker werden omdat er eindelijk genoeg te eten was.
Hemeltje, Brand en hun onderdanen werden heel gelukkig en leefden daardoor langer.