[p. 431]
Anton Korteweg
Drie gedichten
Das konzert im garten (Peter Jacob Horemans)
Hij heeft een prachtig rode strik in ‘t haar
en houdt zijn armen naar haar uitgestrekt.
Haar lijfje lijkt dan wel niet zo te hoeven,
maar daarmee is haar blik in tegenspraak.
Zo hangen ze al ruim tweehonderd jaar
elkaar opzichtig te verlangen in dat park,
een halve meter van elkaar vandaan.
Nog een geluk dat ze uit verf bestaan.
Het schiet niet op, maar ‘t is niet hopeloos,
want ze zijn nog te helpen. Met een schaar.
Ons, allebei van vlees en bloed gemaakt,
krijg ik niet zo eenvoudig bij elkaar.
[p. 432]
Niet zelden
Niet zelden slaagt hij er in
de bescheiden viooltjes, de
kalme sla in het tuintje dat
hij dacht dat ze was geworden,
even opwindend te vinden als
destijds de spannende lianen, de
overrompelende orchideeën in
het woud dat hij dacht dat ze
ooit eens geweest was, waren. Zo
hoeft hij het huis niet uit.
[p. 433]
Leuk
Ik vind het nog steeds leuk
en blijf het er ook bij doen
als ze eens iets nog leukers
uitvinden, sprak Kees, tachtig,
en keek ons guitig aan.
Mij leek het dat de spreker,
Kees dus, in zijn beschouwing
betreffende de liefde,
verscheidene aspecten
zelfs niet had aangestipt.