[p. 477]
Anton Korteweg
Met jou
Na jou
Daarna tevreden vastgesteld dat je
ook nu weer niet alles in allen, zelfs
niets nieuw gemaakt. Toch een
aangenaam oord tot verpozing voor
mij met m’n schillen en dozen. Al
moet ik je altijd weer uit, in
iets beters dan jij nooit verborgen.
[p. 478]
Buiten jou
Nu ik verdreven en ontsnapt, valt
zwaar het licht. Ik moet wel weer
me in je bergen willen, maar
hoe verder als je dan weer van
me af, ik weg en uit je hand?
Verplicht me. Wil toch dat het niet
meer kan – we zijn al eens te nipt
elkaar ontkomen. Hou je dicht.
[p. 479]
Zonder jou
Zoals wie op ‘t perron
begonnen is te hollen
nog holt als is vertrokken
– langzamer kan pas
als niet meer naast –
door de uiterste rand
tot stilstand,
hijg ik naar wie verliet.
[p. 480]
Samen
Als jij je niet van me verlost, moet ik.
Het hoeft niet zo veel pijn, als ik
het snel en sierlijk doe, het hoeft
wel in het vlees, niet tot het bot.
M’n hartekreten moet je je besparen.
Ik zal je als een litteken bewaren.