Arjan Peters
De boom spreekt al
Wonderlijk moment, voor wie in het Fotomuseum Den Haag de slotzaal betreedt van de expositie Zielsverwant (te zien tot en met 13 februari 2005), de keuze die de schrijver en fotograaf Péter Nádas (Boedapest, 1942) maakte uit een eeuw Hongaarse fotografie. De gehele schaars verlichte ruimte is namelijk ingeruimd voor zijn eigen wijdvertakte, wilde perenboom. Honderden plaatjes, waaronder veel polaroids (die het daglicht niet kunnen verdragen, vandaar het gedempte licht) tonen de boom op allerlei momenten van de dag, en door de jaren heen. Honderd jaar oud, getuige van de hele periode die de expositie bestrijkt, en geen twee keer dezelfde.
Twintig jaar geleden kocht Nádas een huis in het Hongaarse gehucht Gombosszeg, waar hij nog altijd woont. Toen hij de boom op het erf zag staan, was hij verkocht. ‘Eigenlijk heb ik niet het huis gekocht, maar deze boom,’ schreef hij eerder in zijn foto-album Een zweem van licht (1999).
Eind september van dit jaar sprak ik de schrijver voor de Volkskrant, en toen legde hij uit wat de boom hem in die twee decennia heeft geleerd: ‘Bijvoorbeeld dat er geen seizoenen bestaan. Dat is een uitvinding van de Gregoriaanse kalender. Er is geen lente of herfst, er bestaan alleen subtiele overgangen, die je met de camera nauwelijks kunt betrappen. Ik probeer dat met de schetsmatige, primitieve polaroids en met de grotere foto’s die zijn gemaakt met een professionele Hasselblatt. De minder perfecte foto’s vind ik beter, ze geven de fantasie ruimte. Er is geen chronologisch of causaal verband – eenzelfde inzicht dat ik kreeg toen ik enkele jaren geleden werd getroffen door een hartinfarct. In het ziekenhuis, zwevend tussen leven en dood, bemerkte ik dat de details van mijn leven niet meer in verband stonden met het verhaal van mijn leven. Zo’n verhaal bestaat niet, heeft ook nooit bestaan. Wat me eindeloos verraste.
Ik sluit me aan bij de dichtregel van Pessoa, die de boom liefheeft niet omdat hij mooi is, maar omdat hij een boom is. Je kunt er allerlei mystieke of antropologische symbolen aan toedichten: een boom biedt bescherming,
is geworteld, staat voor de Levensboom. Maar wat ik zie: ook ieder herfstbeeld is per jaar, ja zelfs per dag zeer verschillend. Wie bei uns, wie bei uns! Ook een levensloop is een constructie, een verzinsel. Kijk maar. Wat je hier op die polaroids ziet, dat is niet mijn verhaal, het is het verhaal van de boom zelf.’
De boom van Nádas confronteert de kijker met zijn hardnekkige fixatie op interpretaties. Iedere interpretatie is ook weer een poging, de afbeelding in een verhaal onder te brengen. Met de woorden van de schrijver nog in mijn oren betrapte ik me erop, voordat ik het Fotomuseum verliet opnieuw een blik werpend op die buitengewone boom, die niettemin gewoon een boom is, dat ik er toch weer iets mee wilde doen.
Die boom vertelt een verhaal. De polaroids en grotere foto’s zijn samen een epos. Of: één zo’n plaatje is eigenlijk net een gedicht: de bladeren zijn de metaforen, de takken de syntaxis, de stam is de vorm die afsteekt tegen de lichtere lucht, die dan uiteraard de bladspiegel verbeeldt.
Mooi, dacht ik ook nog in opperste tevredenheid, dat Nádas ons laat denken wat de boom te vertellen heeft. Het motto boven de laatste zaal op de expositie had kunnen luiden: ‘Als de boom spreken kon’.
Mooi fout. Niet wíj moeten het verhaal vertellen, dat kan die boom zelf wel af. ‘Als de boom kon spreken’ is niet juist, want ‘als’ luidt een vergelijking in die weer van eigen makelij is, en niet van de boom zelf.
Er is geen als. Zoals er geen seizoenen bestaan. Wij moeten niet zelf tussen de boom en zijn verhaal gaan staan met onze wijsneus, aanwijsstok en duidingsdrift. De boom zelf spreekt al. Houd je mond maar eens dicht, en je hoort het.
Es ist ein Knie, somt nichts, schreef Christian Morgenstern in zijn gedicht ‘Das Knie’. Zoiets bewerkstelligt Nádas met zijn perenboom. Maar ook dit hoor ik niet te zeggen, want dan vergelijk ik die boom weer met een gedicht.
De boom als knie.
Géén als, geen context, geen syntaxis! Dus eigenlijk liever ook maar geen inleiding.
Vergeet wat hier is gezegd alstublieft, en leen uw oog en oor aan de boom.
Gelieve eerst te kijken, voordat u de foto’s gaat lezen. Want soms, leerde Péter Nádas mij uiteindelijk, is goed kijken al genoeg.
Poésie pure heeft, in haar puurste vorm, niet eens taal nodig. Dat zeggen de foto’s van Nádas, die afgedrukt in de catalogus van de expositie foto’s zijn, maar afgedrukt in een literair tijdschrift plots gedichten zijn geworden. Maar dan zonder tekst. Ready mades van een eenvoud die je zelfs in Barbarber nooit bent tegengekomen.
Daarom wil ik de proef op de som nemen. Met dank aan het Fotomuseum presenteert Tirade hierbij voor het eerst in zijn geschiedenis enkele woordloze teksten van Péter Nádas.