Brief uit Londen
door Gerard Kornelis van het Reve
Het is niet verstandig, wanneer men in eigen huis een moord pleegt, twintig jaar lang in gebreke te blijven het lijk op te ruimen. Wat bezielde indertijd Christie toen hij, met twee lijken in de grond van zijn achtertuin en zeven achter een muurbetengeling, rustig verhuisde zonder terzake van een verwijdering enige voorziening te treffen? Men moet wel aannemen, dat sommige moordenaars, hetzij om het genot van de angst voor ontdekking te laten voortduren, hetzij gedreven door een onbewust verlangen naar boete, opzettelijk hun sporen onuitgewist laten.
Sinds 1940 bleef een hoge legkast op de overloop in het huis van Mrs. Sarah Jane Harvey gesloten en ongebruikt, zonder dat dit iemand verbaasde. Wel werd af en toe het verzoek gedaan, hetzij door logerende familieleden, hetzij door pensiongasten (want Mrs. Harvey dreef een klein hotel) de bergruimte achter de grote dubbele deuren te mogen gebruiken. Het bescheid op zulke verzoeken was altijd, dat in de kast bezittingen bewaard werden van een vroegere pensiongast, een dame, die te gelegener tijd een en ander wel zou ophalen. De zoon van Mrs. Harvey stelde reeds als jongen van 9 of 10 zijn moeder vragen over de grote kast op de overloop, en stond eens op het punt haar te openen, maar nooit was het stil en veilig genoeg in het huis om zijn nieuwsgierigheid onbespied te bevredigen. Tenslotte was de ongebruikte, afgesloten kast iets vanzelfsprekends geworden.
Op 28 april van dit jaar werd Mrs. Harvey in een ziekenhuis in haar woonplaats Rhyl in Noord-Wales opgenomen. Haar zoon bood aan, het onbeheerde huis zo lang te betrekken, samen met zijn vrouw alles op orde te houden en tevens wat muren te behangen of te schilderen. Mrs. Harvey keurde dit plan van harte goed, en haar zoon en schoondochter togen aan het werk. Mr. Harvey meende, dat de muren van het trappenhuis een goede verfbeurt nodig hadden, en besloot daarom de grote legkast van de overloop te verwijderen. De kast was zeer zwaar, maar van een uitneembare constructie. Mr. Harvey forceerde daarom een der deuren en zag iets liggen, dat onder een dikke laag stof was bedekt. Hij bediende zich van een zaklantaarn om beter te zien, schoof wat voorwerpen opzij, verwijderde het stof en meende toen een menselijk lichaam te zien. Hij sloot de kast weer en dacht lange tijd na, overwegend dat hij misschien niet wel bij het hoofd was geworden. Een dag later keek hij opnieuw, maar het lichaam, dat opgevouwen op de zij lag, was er nog steeds. Hij besloot zijn vrouw bij haar ouders onder te brengen, en nam zijn schoonvader in vertrouwen. De mannen begaven zich tezamen, zulks om de kans op hallucinerende waarneming te verkleinen, naar de kast, maar ook bij deze derde inspectie, met alle mogelijkheid elkaar in de arm te knijpen, lag het lijk ongewijzigd op de plank. Mr. Harvey stelde de politie van zijn vondst op de hoogte.
Dr. Gerald Evans, de patholoog-anatoom, die de vondst naar zijn laboratorium liet vervoeren, bevond het lichaam een harde beet, want zelfs hamer en bijtel bleken ontoereikend een deugdelijke sectie te bewerkstelligen. Pas na toepassing van een bad van vier en twintig uur in een glycerine-oplossing kon hij tot de diverse organen toegang verkrijgen. Het hoofdhaar was geheel door mot opgegeten, en dit bemoeilijkte enige tijd de identificatie. Tenslotte kon men vaststellen, dat de dode Mrs. Frances Alice Knight moest zijn. Men spoorde haar vroegere, in 1940 van haar gescheiden echtgenoot op, die zich van haar uiterlijk niets meer herinnerde dan dat ze bruine ogen, een grote neus, en waarschijnlijk bruin haar had gehad. Inmiddels kwam aan het licht, dat Mrs. Harvey gedurende twintig jaar, door valsheid in geschrifte, de wekelijkse twee pond alimentatie, door Mr. Knight met grote stiptheid aan het adres van zijn vroegere vrouw overgemaakt, had geïnd. Een slim wijfje bleek Mrs. Harvey ook op de tweede zitting van de rechtbank in Rhyl, op 30 juni jongstleden, niet te zijn, want ze ontkende zowel het onrechtmatig zich toeëigenen van het geld als het plegen van de moord. Wat zou schranderder geweest zijn dan vol te houden dat Mrs. Knight een natuurlijke dood stierf, en dat alleen begeerte naar het geld haar ertoe bracht het lijk te verbergen? De patholoog-anatoom immers kon geen sporen van enig geweld aantonen. Wel vond hij geringe resten van een zijde-achtig materiaal rond de nek – het tijdstip van de dood viel lang voor de uitvinding van het nylon, dat zeker de jaren zou hebben doorstaan – maar wat, indien de verdediging er een onverdachte sjaal van had kunnen maken?
*
Sedert jaren omhels ik de opvatting, dat niet Amerika, maar veeleer Engeland het land is van de onbegrensde mogelijkheden. Ik heb deze mening bevestigd gezien bij de behandeling van het zoveelste voorstel – ditmaal van het Noordlondense Labourparlementslid Mr. Kenneth Robinson – om de wet gewijzigd te krijgen die homosexuele handelingen tussen volwassenen, zelfs met onderling goedvinden en in privee ruimte aangegaan, strafbaar stelt met een maximum van levenslang. De strijd om deze zaak duurt nu al een jaar of vijf, een door het parlement benoemde, zeer kundige werkgroep stelde het welbekende Wolfenden Report samen, dat uitdrukkelijk, om praktische zowel als morele redenen, de strafbaarheid van homoseksuele handelingen tussen volwassenen opgeheven wil zien, maar het gezond verstand blijkt nog steeds onmachtig de overhand te verkrijgen. Men kan zich van de waarlijk angstwekkende domheid, door de meeste sprekers in de parlementszitting ten toon gespreid, nauwlijks een overdreven voorstelling maken. Visioenen van een homoseksuele staat in de staat – ‘geen man zal meer veilig zijn’ – met grote eloquentie onder woorden gebracht, waren geen uitzondering. Het voorstel werd met 213 tegen 99 stemmen verworpen, waarbij het interessant is te weten, dat 20 Tories voor, en 40 Labour-afgevaardigden tegen stemden – dit laatste ter voorlichting van hen, die socialisme met zedelijke vooruitgang wensen te identificeren. Zo zal de wet voorlopig wel blijven zoals ze is, alle argumenten ten spijt (negen van elke tien gevallen van afpersing en ongeveer de helft van alle zelfmoorden in dit land op homoseksualiteit betrekking hebbend). Een vergelijking van de eigen wetgeving met die in Nederland en Scandinavië, zowel als van de feitelijke toestand in de respektieve landen, is nimmer ernstig overwogen. Een naar zeer bescheiden schatting 250.000 bedragend, maar zeer wel mogelijk een half millioen omvattend aantal mannen – de wet bemoeit zich, zot genoeg, in het geheel niet met vrouwen – zal gedwongen blijven als misdadiger te leven. Samenwonende, niemand aanstoot gevende mannen kunnen bij aanbrenging gemakkelijk een vonnis van een half jaar verwachten, zoals nog kortelings door een rechter werd opgelegd.
Volwassen homoseksualiteit moge op een infantiele fixatie berusten – een standpunt overigens dat ik meer en meer in twijfel begin te trekken – ik zou wel eens willen weten, in welke fixatie de panische angst ervoor zijn wortel vindt.
Dit alles wordt slechts onbegrijpelijker, als men de voor een gemiddelde Nederlander moeilijk te verwerken openhartigheid beschouwt, waarmee zaken als geboorteregeling en bestrijding van geslachtsziekten in krant, radio en zelfs televisie worden behandeld. (Nog kort geleden gaf de BBC-televisie een uitzending over venerische ziekten te zien, waarin verwaarloosde gevallen van syphilis en gonorrhoe sprekend voor de camera werden ingevoerd, en in elke publieke waterplaats hangen een of meer borden met een lijst van ziekenhuizen waar men, zonder bemiddeling van enige huisdokter, kosteloze en geheime behandeling kan verkrijgen.)
*
De verdeeldheid van de Labour-stemmen in deze kwestie (half om half) is misschien niet meer dan een weerspiegeling van de verdeeldheid in het algemeen, die deze partij sedert jaren teistert. Het is nu wel duidelijk, dat het Engelse socialisme stil is blijven staan. Nog steeds gelooft een meerderheid in een alleszaligmakende nationalisatie, al lopen de meningen over hoe ver men zou moeten gaan, uiteen. Dat de bouw van voldoende goedkope en deugdelijke woningen, de garantie van een menselijk minimum-bestaan voor iedereen, en een uit hoge belastingen te bekostigen subsidie op de elementaire voedingsmiddelen heel wat belangrijker zaken zijn dan nationalisatie om haarszelfs wil en het steunen van de even gewetenloze als domme strijd van enige machtige vakbonden om loonsverhoging, het is een besef dat in Labour-kringen weinig of geen bewoording vindt. Het is een partij geworden van een fictief proletariaat, welks veroveringszucht eigen zowel als algemene belangen bedreigt.
Niet beter is het gesteld met het inzicht in de vraagstukken der buitenlandse politiek. Dissidente prominenten der partij, zoals de halfgare Ziliacus, publiceren in liberale dagbladen pacifistische anti-Nato artikelen, die men een vegetarische oude vrijster niet kwalijk zou kunnen nemen, maar die iemand het huilen nader dan het lachen brengen. Een romantische vertedering voor de Russische revolutie, een onverwoestbaar geloof in de ‘heftige tegenstellingen in het Kremlin’, een volledige blindheid voor het immorele, want volstrekt opportunisme, gangsterachtige karakter van het moderne communisme, en een onvruchtbaar anti-Amerikanisme, deze elementen vormen de instelling, feitelijk geformuleerd of slechts gevoelsmatig ervaren, van brede gelederen in de partij. De komende vakbondskongressen zullen geen breuk tussen de atoomdefaitisten enerzijds en de Nato-loyalisten met gezond verstand anderzijds teweegbrengen: schitterende moties, laf als havermout, zullen alles laten zoals het was. Een Nederlandse socialist zou in Engeland slechts op de Tories kunnen stemmen, tot deze bittere konklusie moet ik komen.
Londen, juli 1960