Brief van J.A. Emmens aan H. van Galen Last
Utrecht, 8 november 1971
Oudwijk 43
Beste Henk,
In de NRC van Zaterdag las ik met diepe instemming je stuk over Valéry. Het gaf mij in de semipermanente vervreemding die ‘de huidige fase van onze cultuur’ (whatever that may be) voor mij is, het dankbare en inspirerende gevoel weer thuis te zijn. – Enkele jaren geleden, toen ik samen met Marja en zonder de kinderen, een tocht door Zuid-Frankrijk maakte, heb ik dat gevoel min of meer vergeefs terug proberen te vinden door op zoek te gaan naar het kerkhof aan zee, le cimétière Marin. Ik wist toen nog niet dat het het kerkhof was van Sète, waar Valéry later zelf is begraven. We begonnen te vragen in Saintes-Maries-de la Mer, een oud kerkje omgeven door de godverlaten optrekjes, pensionnetjes en hotelletjes, die het moderne badleven heeft voortgebracht en op dat moment afgeladen met tieners en twenners in badbroek en bikini, vanwege een soort kermis, geloof ik. Ik houd veel van sommige mensen, ook veel van sommige naakte mensen, maar dit aantal bracht mij in de stemming van Dante’s Hel. In de buitenwijken van deze nederzetting troffen wij een agent die wij vroegen naar de juiste plaats van Valéry’s cimétière marin. Van Valéry had hij nog nooit gehoord, maar een cimétière marin wist hij wel, het lag een 15 km meer naar het westen, mooie verlaten streek, op een heuvel die een panorama bood over een groot deel van de kust. Een kruisweg met staties voerde ons (tot onze verbazing) de heuvel op naar het kerkhof. Het bleek een kerkhof te zijn voor zeelieden die in de loop van de vorige eeuw ergens op de wereldzeeën overboord waren geslagen en wier lichamen nooit waren teruggevonden (de door katholieken zo gevreesde ‘mort subite’, zonder de vereiste rituele voorbereiding van biecht en laatste oliesel – lijkt mij juist dé op-
lossing). Na 1897 of daaromtrent troffen wij geen herdenkingstekens meer aan: kruizen, beeldjes e.d.
Wel troffen wij een keurige franse meneer, die ons beter kon inlichten dan de agent van Saintes Maries: le cimétière marin de Paul Valéry was het kerkhof van Sète, een heel eind de andere kant op… Marja had de volgende dag genoeg gekregen van mijn mortalistische ambitie en ging in Valras, waar we de hotelkamer van een filmster hadden betrokken voor drie dagen (zo’n kamer onderscheidt zich van andere kamers door het exorbitant aantal spiegels) aan het strand liggen. Ik bereikte Sète, intussen tot een industrie- en havenstad geworden waar alleen zij die houden van de combinatie van rozen en motoren nog een gedicht van zouden kunnen maken. Het kerkhof ligt inderdaad op een heuvel, maar boven een slecht geasfalteerde autoweg. Het graf is moeilijk te vinden, omdat Valéry is bijgezet in een familiegraf dat de naam draagt van een italiaanse oom. Op een rand vind je zijn naam, met een regel uit le Cimétière marin. Een foto van een etsje dat Valéry zelf maakte (zag ik) toont dat hij even boven de plaats waar hij later zelf begraven zou worden zijn gezichtspunt heeft genomen en dus mogelijk ook het ‘gezichtspunt’ (uitgangspunt dan) voor het gedicht. Als je er bent moet je zeker ook naar het museum gaan, dat een hele verdieping aan Valéry heeft gewijd. Tekeningen en aquarellen zijn er van hem, maar vooral een paar geboetseerde kopjes, één van Mallermé en één van Degas, zijn zeer de moeite waard. Het museum lijkt overigens en is misschien ook wel een klein oud spoorwegstation met eenzelfde soort atmosfeer. Of is dat alleen mijn herinnering? Sterven en station (‘partir, c’est mourir un peu’) zijn in dromen verwant. Ik weet dan ook nog steeds niet precies wat mij toen bezielde en waarom het verhaal ervan me zo bijblijft. Misschien: Valéry als onbereikbaar model, als de man die ik had willen zijn? Maar ik ken maar een klein deel van zijn werk, vreemd genoeg.*
Ingesloten in elk geval een foto van een van zijn tekeningen die ik in Sète zag. – Over Serajewo-Hiroshima* (de betreurenswaardige
gebeurtenissen worden steeds catastrophaler) later. We zijn er zeer mee ingenomen en het is Marja’s enige historische lectuur.
Hartelijke groet ook van Marja
ook aan Prie
Jan
PS Vermoedelijk bedoel ik met ‘de huidige fase van onze cultuur’ de huidige fase van mijn bestaan: trouwens: niemand kan daar een duidelijk onderscheid tussen maken.
PS 2 Ken je Brassens over Sète? (‘que le grand maître me pardonne’)