Brief van Leo Vroman’s moeder
Haifa, 7 Aug. ’76
Lieverds. Lang niet geschreven, maar uit m’n brief aan Pegg weten jullie dat ik niet veel bijzonders te vertellen wist. Verleden week toen Ethel Tobach bij me was hebben jullie oren zeker wel getuit. ‘t Was een echt gezellig bezoek. Ze maakte een paar mislukte foto’s van me, alleen een klein stukje leuning van m’n stoel is te zien.
Maar nu kom ik met een aardig nieuwtje, kreeg gisteren bericht van de WUV (Wet Uitkering Vervolgden) dat ik 1o iedere maand een bedrag krijg waarvan ik… kan betalen, en verder een vrij grote uitkering p. maand waaruit ik makkelijk Beth Joles kan betalen met 2 j. terugwerkende kracht, een groot bedrag. Ik heb voor mezelf geen wensen, alleen dat ik jullie zo graag wil zien, en heel gemakkelijk jullie beide reizen naar hier betalen kan, want ik houd m’n hele pensioen over. Is dat niet mooi?
Alleen zal ik wel een tijdje moeten wachten voor ze beginnen te betalen, ik moet dus nog maar een beetje blijven leven. ‘t Gaat niet over op de erfgenamen. Vanmorgen Jaap, Jemina, Jitzchel op bezoek met hun twee jongste kinders. Jaron was een beetje koortsig, bleef thuis. Ik vind het alleen al prettig naar ze te kijken. Ze zien er schattig uit. Ik sprak met Jemina over de inrichting van die synagoge, zei, dat ze moest zorgen voor gemakkelijke stoelen. Ze was het daarmee niet eens, want dan krijgen de bezoekers slaap onder de dienst. Channa was juist terug gegaan naar (Jerusalem) Tel Aviv, maar Bethsheva wilde niet mee, toen ze hoorde dat Jemina met de kinderen zou komen.
Brief van Leo Vroman’s moeder, door hemzelf
Lieve Lieverds,
Daar merk ik ineens dat mijn allerlaatste brief aan jullie niet af is gekomen, en omdat ik zo’n gevoel heb dat Leo nog wel eens iets over mij schrijven zal, en het dan vast wel over mijn verstrooidheid zal hebben, vind ik het beslist nodig jullie uit te leggen dat het dit keer helemaal niet mijn verstrooidheid was: iemand die waarschijnlijk dacht dat ik het niet meer zou kunnen, heeft die brief dichtgeplakt en aan die meneer meegegeven die, zoals jullie je wel herinnert, de post altijd ophaalde. En dat ik in die laatste zin Jer. in pl. van T. Aviv schreef is zoals jullie weet heel begrijpelijk, want iedereen reist hier (of is het nu ‘daar’) zo heen en weer dat je er draaierig van wordt.
Intussen wil ik meteen van deze gelegenheid gebruik maken om jullie nog eens erg te bedanken voor alles wat jullie voor me gedaan hebt. Tinus, al die blikjes koffie en zalm, en speciaal al je brieven, want Leo mag dan wel meneer de schrijver zijn, maar jij schreef ten minste. Maar ja, dat zat zeker in de familie. Leo, je herinnert je vast nog wel Vader’s bijschrift onder een van mijn brieven, aan tante Loutje geloof ik: ‘Even een hartelijk woord: Sam’. En dan Jaap’s onogelijke papiertje uit Joegoslavië gedurende die excursie: ‘alles best, de tocht is nogal gevaarlijk en morgen wordt die nog gevaarlijker’.
Wel moet ik zeggen dat jullie trots op Jaap kunnen zijn, want, hoewel ik blij ben Leo dat je niet voor die begrafenis van mij bent overgekomen, je hebt een werkelijk uitstekende toespraak van je ouwe broertje gemist. En Gonny, die heeft zich werkelijk te veel voor mij uitgesloofd. Iedereen was trouwens allerliefst, ook mensen die ik helemaal niet verwachtte. En wat dat betreft, voor ik het helemaal vergeet, Tinus, ook heel erg bedankt voor de opdracht voor de tekst op mijn steen, om die hetzelfde te maken, in het Hebreeuws, als de tekst op Vader’s steen in Holland. Inderdaad, ‘ook dit gaat voorbij’, maar ik vraag me natuurlijk toch wel eens af of ik jullie