[p. 594]
C. Winkler / Vier gedichten
Samen 2
Zo werd het huis voor haar geschikt
haar boeltje werd erin gemikt
het gaat veel meer prozaisch nu
het vlees begeert een andere jus
De gele stoelen zijn gebleven
als horigen van vroeger leven
het nieuwe kussen staat in bloei
naast onbeperkte plantengroei
Vegetatief werd ons bestaan
geen edelvrouw die bedelt aan
het koningschap van mijn geslacht
Wij hebben samen alle macht
geen enkel kind wordt voortgebracht
alleen haar sokjes blijven aan
[p. 595]
Waar nooit gemaaid wordt
Temidden der talloze naamlozen
draagt soms 1 grassprietje 1 halm
en is bang
voor de grote maaimachine
De halm is de hoop van het gras
het gazon het vermaak van de huisheer
af en toe maait hij lichaamsbeweging
met verende tred
Het grote en het kleine zijn samen
1 onbegrijpelijke symbiose
want gras dient gemaaid
Zo ben ik in het leven
1 grassprietje met halm
gelukkig aan de zelfkant
[p. 596]
Het beeld Nederland
Vierkanten
uit vierkanten blokken
op blokken ellipsoiden
gestapeld tot een fijn beeld
dat Nederland voorstelt of daaromtrent
Nederland met zijn vierkante mensen
en een enkele ellipsoid
Het beeld zal niet worden geplaatst
enkele vierkante volksgroepen zijn tegen
nu komen de ellipsoiden in actie
en stellen een maquette ten toon
van het beeld
dat Nederland voorstelt
en niet geplaatst mocht worden
[p. 597]
Roos
Een tuinman snoeit de rozen
ik rook een sigaret
en kijk naar het eindeloze
wolkensilhouet
Mijn wilde loten snoei ik
al kijkend naar de lucht
uiterst zelden bloei ik
zonder vloek of zucht
Meestal zijn de wegen
lopende naar het gedicht
dadelijk doodgezwegen
al vóór de lucht gezwicht
Op eenmaal zal ik bloeien
zonder slag of stoot
plots uit mijn vingers groeien
op eenmaal bloei ik dood