[p. 926]
Cees Sanders
Clownesk
naar Otto Erich Hartleben
Met een fantastische lichtstraal
Verschijnt de maan op de kristallen flacons
Op de zwarte, gewijde wastafel
Van de zwijgende dandy.
In de sonore, bronzen schaal
Klatert de metalen lach van het fonteintje.
Met een fantastische lichtstraal
Verschijnt de maan op de kristallen flacons.
Pierrot met zijn wasbleek gelaat
Staat peinzend en denkt:
Hoe hij zich vannacht opmaakt.
Het rood schuift hij opzij, het groen van de Oriënt
En penseelt zijn gezicht in een verheven stijl
Met een fantastische maanstraal.
[p. 927]
Pierrot! Het lachen
Heb ik verleerd!
Mijn ziel in de spiegel
Vervloog – vervloog!
Zwart is het doek
Van de spiegel in rouw.
Pierrot! Het lachen
Heb ik verleerd!
O, geef mij opnieuw,
Harde heelmeester
Van ieders ziel,
Verhevene van de maan,
Pierrot – mijn lachen!
[p. 928]
In de glimmende kop van Cassander,
Wiens gegil in de lucht snijdt,
Boort Pierrot met geveinsde tederheid
– Een trepaan!
Met zijn duim stopt hij
Zijn echte Turkse pijptabak
In de glimmende kop van Cassander,
Wiens gegil in de lucht snijdt!
Hij draait een pijp van kersehout
Achter in de kale kruin
En op zijn gemak rookt hij
Zijn echte Turkse pijptabak
Uit de glimmende kop van Cassander!
[p. 929]
voor Guido
Met een groteske reuzenstrijkstok
Krast Pierrot op zijn altviool,
Als de ooievaar op één been,
Maakt hij triest een pizzicato.
Opeens komt Cassander – woedend
Om de virtuoos in de nacht.
Met een groteske reuzenstrijkstok
Krast Pierrot op zijn altviool.
Hij werpt de alt van zich vandaan
En met zijn verfijnde linker
Pakt hij de kaalkop bij zijn kraag –
Dromerig speelt hij op de schedel
Met een groteske reuzenstrijkstok.
[p. 930]
De magere lat
Met de lange hals
Zal zijn laatste
Geliefde zijn.
In zijn hersenen
Steekt als een spijker
De magere lat
Met de lange hals.
Schriel als de pijn
– In haar nek een vlechtje –
Zal zij in dood genot
De schelm omhelzen,
De magere lat.