Charles B. Timmer
Russische notities
Russische boeken anno 1981
De Sovjetrussische organisatie ‘Mezjdoenarodnaja Kniga’ (Het Internationale Boek’), een soort ‘super-Kluwer’-combinatie die het hele boekenbedrijf in de Sovjetunie beheerst, brengt een wekelijks bulletin uit, Novye knigi sssr (Nieuwe boeken van de ussr) met titels die in de komende maanden op allerlei gebied zullen verschijnen. No. 35 van dit bulletin, van eind augustus 1980, is voornamelijk gewijd aan werken op het gebied van de letteren, met boeken die in 1981 het licht moeten zien. Een soort literaire toekomstvoorspelling dus. Het is niet oninteressant deze beschreven catalogus eens van wat dichterbij te bekijken dan de gemiddelde bibliothecaris het doet.
De eerste rubriek in Bulletin No. 35 die om aandacht vraagt is die van de Letterkunde (of wel ‘literatuurwetenschap’). De eerste daar vermelde titel klinkt reeds aantrekkelijk. Het aangekondigde boek heet: Consument? Opstandige? Strijder? – driemaal een vraagteken dus. Zo is het hele (sovjet)leven, een vraagteken. De schrijver is G. Andzjaparidze. ‘Eindelijk,’ denkt de westerse gegadigde van Russische boeken, – ‘eindelijk vallen ze dus de schellen van de ogen! Consument-opstandige – natuurlijk, hoe kan de consument in Moskou, Leningrad, Kiev, Saratov, die een halve kilometer en drie uur in de rij heeft gestaan voor een appel en een ei geen opstandige worden? ‘Strijder?’ is de derde vraag. Eindelijk dus het verlossende woord: een Rus zegt: ‘strijder!’ Een Rus schrijft een boek met het woord ‘strijder!’ in de titel. Hij gaat dus vechten tegen de idioterie van lege vlees-, brood-, groentewinkels en tegen het verschijnsel dat in de Sovjetunie ruim zestig jaar na de glorieuze revolutie een Sovjetburger of -burgeres voor,
zeggen we, 3000 calorieën vlees 6000 calorieën aan energie en zenuwen moet besteden en nog een hoop geld op de koop toe. – Zo ontstaat het mensentype dat in de literatuur ‘strijder’ wordt genoemd.
Dan leest de geestdriftige westerse boekenkoper de ondertitel van het boek en ook de korte uitleg of synopsis van de inhoud. En hij valt plat op zijn hoofd, neus of achterwerk. Immers, de ondertitel luidt: ‘Opmerkingen over de jonge held in de contemporaine westerse literatuur’. Dat wil zeggen, over u en mij en ons allemaal in Parijs, Londen, Amsterdam.
Een loffelijke eigenschap in deze catalogi van ‘Het Internationale Boek’ is dat iedere titel van een kortgevatte commentaar is voorzien die het de aspirant-koper mogelijk maakt het boek te ‘plaatsen’ en te ontdekken voor welk soort lezer het bestemd is: 1) voor elite-‘Wunderkinder’ (oplage 500 exemplaren); 2) voor specialisten (2000-3000 exemplaren); 3) voor literair geïnteresseerden – die zo’n boek overigens zelden in de winkel zullen vinden – en voor het buitenland – waar men er stapels van zal vinden (3000 tot 10 000 exemplaren); 4) voor de Sovjetrussische gymnasia, hogescholen, universiteiten, geselecteerde bibliotheken, instituten en seminaria (10 000 tot 100 000 exemplaren); 5) voor een ‘wijde lezerskring’ – d.w.z. de literaire beerput (100 000 tot 200 000 exemplaren); 6) voor ‘alle radertjes van het apparaat’, d.w.z. partijleden, carrièristen, staatsfunctionarissen (1 000 000 exemplaren). In de catalogus die wij nu bekijken komt slechts één titel met dit grote oplagecijfer voor – u raadt nooit van wie… Inderdaad, van Lenin en het heet Taken van de jeugdverenigingen en het boek is zestien pagina’s groot en kost drie kopeken.1.
Terug naar het genoemde boek met de drie vraagtekens: Consument? Opstandige? Strijder? in Bulletin No. 35. Het heeft de volgende redactionele toelichting (en soort ‘flaptekst’ dus): ‘De auteur onderzoekt literaire processen in het westen en toont aan hoe de handelaren in literatuur, speculerend op de psychologie van hun jonge lezers, hun “modieuze” romans aansmeren. In het boek worden ook werken van progressieve schrijvers geanalyseerd, die een beeld van de sociale werkelijkheid oproepen en daarmee de jeugd helpen om wegwijs te worden in de ingewikkelde verschijnselen van het leven.’ – Dat is dus nog eens andere kost dan het vechten voor vlees, brood en groente!
Een mooie titel in de rubriek Letterkunde van deze catalogus is het product van een schrijverscollectief; het werk heet: In de wereld van Blok. Het gaat over de Russische dichter Aleksandr Blok en zal verschijnen in een oplage van 20 000 exemplaren (dus in categorie 4). ‘De grote Russische dichter werd honderd jaar geleden geboren,’ vermeldt de commentator.2. De namen van de medewerkende letterkundigen zal ik niet opsommen, het is een klein, maar gevechtsklaar leger. En dan krijgt de inderdaad grote lyrische dichter Aleksandr Blok in het redactionele gedeelte, dus in de toelichting, de volle sovjetlaag. Wat de dichter in de schoenen wordt geschoven is niet mals: ‘Verdieping van de banden met de democratische en humanistische tradities van de literatuur der Russische klassieken, overwinning van decadente en modernistische invloeden, overgang tot de allerbelangrijkste thema’s van Rusland en de revolutie – dit zijn de voornaamste bijzonderheden van de door Blok afgelegde weg…’ En dit alles wordt een dichter van puur lyrische meesterwerken aangewreven, de dichter van de cyclus Verzen over een schone dame, van De twaalf…
Een andere titel die de aandacht trekt is De paradox van Balzac, door de letterkundige Semjon Vajman, ditmaal een boek in categorie3. (oplage: 10 000 exemplaren). Het gaat hier over ‘de creatieve laboratoria van tal van niet op elkaar lijkende schrijvers als Boccaccio, Fonvisin, Balzac, Boenin…’ Dit ‘niet-op-elkaar-lijken’-criterium verklaart, waarom het boek in de elite-categorie is ondergebracht: in werken ‘voor een wijde lezerskring’ moet alles en iedereen op elkaar lijken. Voor de prijs van één roebel zeventig krijgt de lezer straks (in het eerste kwartaal van 1981) onder meer het volgende: ‘…de relatie tussen wereldbeschouwing en de creatie van de auteur, van zijn artistieke methode en de concrete uitbeelding van de werkelijkheid, de evolutie van het artistieke bewustzijn en de wetmatigheid van die evolutie, de poëtica van de vormgevende en de uitdrukkende kracht…’
Zulk een Russische taal zou een halve eeuw geleden, in de jaren dertig onder Stalin, onmogelijk zijn geweest: nog vóór de auteur zijn tweede zin zou hebben geformuleerd, zou het salvo van het executie-peloton reeds hebben geklonken. – Niet dat men begrijpt wat de aanbevelende commentator eigenlijk bedoelt met dat vormgevende en uitdrukkende – maar het is in de Sovjetunie al fijn, wanneer men een boek onder de arm mee
naar huis kan nemen met in de titel het woord ‘paradox’.
Wij bladeren verder.
De volgende aangekondigde titel betreft een boek van M. Goes en het heet: Het levende Rusland en ‘Dode zielen’.
Iedere aan ‘Dode zielen’ verslaafde lezer, zoals ik, denkt vanzelfsprekend meteen aan Gogol’s ‘trojka’ en aan Gogol’s ‘Rusland, waar stuift ge heen?’, maar in de catalogus van het ‘Internationale Boek’ gaat het ‘om de enorme progressieve en opvoedende betekenis van Gogol’s werk […] om Gogol’s wereldbeschouwing, om zijn estetische opvattingen en over hoe die in de artistieke praktijk van de schrijver werden gerealiseerd…’ Wat Gogol estetisch vond, is dus in zijn artistieke praktijk terug te vinden… Het lijkt een beetje op die zeker-iemand die zijn kunstgebit kwijt was en het in zijn mond terugvond.
Wij bladeren verder.
De volgende titel bevat in de commentaar zoveel abstracte sovjettermen uit de school van het Gorki-Instituut dat er geen beginnen aan is om het te gaan uitleggen. Maar om de lezer niet tekort te doen geef ik een der helderste zinsneden uit de toelichting bij het boek (300 bladzijden, 4e categorie), dat Stijl en geheugen heet: ‘[…] De auteur houdt bespiegelingen over de onscheidbaarheid van het sociale en geestelijke, over de monolitische ervaring van de wereld en de mens in zijn zedelijke en estetische speurtochten naar de kunst van het rijpe socialisme…’
Wat moeten wij hier nu mee aanvangen? Het ‘rijpe socialisme’, iets als ‘rijpe pruimen’, iets als ‘tot rijpheid gekomen jonkvrouwen’ voor ‘rijpe jongelingen’…
Bladeren we verder.
Er springt dan een titel in het oog van een Leningrads criticus en letterkundige. En bij wat uit Leningrad komt kijken we altijd even extra op. Het gaat om Het onderwerp en de werkelijkheid. De kunst van het detail, een studie van de in 1977 overleden Jefim Dobin. De toelichting spreekt van ‘het probleem van het onderwerp in de literatuur’. Maar iedere Rus die tussen de regels door kan lezen begrijpt dat bedoeld wordt: ‘het onderwerp als probleem in de sovjetliteratuur’. – ‘Onder die gezichtshoek,’ gaat de commentator verder, ‘heeft Dobin de poëzie van Anna Achmatova gekarak-
teriseerd…’ In het laatste hoofdstuk wordt dan de geschiedenis van een reeks van onderwerpen behandeld en wordt het ‘sujet’ onderzocht aan de hand van werken van de schrijvers Poesjkin, Gogol, Hugo, Dumas, Toergenjev, Garsjin, Jack London, Koeprin, die als kippen worden geplukt (De commentator drukte het even anders uit). Ietwat buiten adem sist hij dan ‘zijn laatste woord’: ‘gewijd aan de micro-elementen van de literatuur’ en geeft de geest. Oplage 25 000 exemplaren, dus 5e categorie, 500 bladzijden voor 2 roebel dertig kopeken.
Ten slotte mag uit de rubriek Letterkunde de volgende titel niet onvermeld blijven. Een boek dat ons in het eerste kwartaal van 1981 wordt beloofd onder de wat wufte staccato-titel Literatuur – Realiteit – Literatuur, dus een variant in de lrl-traditie van Lo-Re-Lei… Het heeft een oplage van 2 000 exemplaren en hoort aldus thuis in de elite-categorie. Want het is een boek van D. Lichatsjov. En D.S. Lichatsjov is een Akademiker, of wel een Academicus. En dat is in de Sovjetunie het hoogste mensentype 3 dat voorstelbaar is, hoger dan welke partijsecretaris ook, hoger dan een archimandriet of metropoliet, hoger zelfs dan een kosmonaut.
Het boek gaat over wat de commentator noemt een nieuwe benadering van de literatuur, het zogenaamde ‘concrete literatuuronderzoek’ en hij bedoelt daarmee: ‘de bestudering van het literaire werk in de context van de werkelijkheid die het heeft voortgebracht.’ En daarmee bedoelt hij dat de ‘concrete band van de literatuur met deze of gene verschijnselen van het reële leven het literaire werk verrijkt en hoe het [aldus verrijkte werk] op zijn beurt de erop volgende literatuur bevrucht.’ Men moet het inderdaad tot ‘academicus’ hebben gebracht om zoiets te bedenken. – ‘Tezelfdertijd,’ besluit de commentator, ‘demonstreert het boek het scheppende laboratorium van de schrijvers…’ – en wederom ontmoeten wij hier dus dit geheimzinnige ‘scheppende laboratorium’ (een soort Faustiaanse kerker met retorten en gummislangen).
Hierop volgt in de catalogus No. 35 een nieuw hoofdstuk: proza, met de aankondigingen van de grote stroom van in 1981 te verwachten romans en verhalen, gedichten en verzamelde werken, met de poëzie erbij ruim tweehonderd titels voor 1981 (en zo’n catalogus van ‘Nieuwe Boeken’ verschijnt er iedere week!).
Twee dingen vallen in deze lijsten op: de hoogte van de oplagen – het merendeel van de belletrie heeft toch maar 100 000 exemplaren, bij de poëzie is dat 50 000, met als enige uitzondering de oude, beproefde dichter Leonid Martynov die voor zijn nieuwe bundel gedichten de 100 000 haalt, bij een ‘bottom-score’ van 10 000 merendeels voor poëten uit de provincie.
Het tweede dat toch echt in het oog gaat springen, zodat het hinderlijk wordt, is het verschijnsel dat in zo’n groot aantal van deze boeken het probleem van de moraal, van het zedelijk gedrag centraal staat – die indruk wordt althans gewekt door de aanbevelende woorden van de commentator. Het is bar, het is gewoon verschrikkelijk, hoe deze catalogus alleen al op de zenuwen van mijn zedelijkheid werkt. Je ontkomt niet aan de indruk dat de sovjetliteratuur eigenlijk slechts één doel kent: de zedelijke verheffing van een tot het uiterste verliederlijkte sovjetburger, met andere woorden, pogingen om hem op te heffen uit diverse poelen van losbandigheid, uitspattingen, kapitalistische dromen en wensen, uit de echoputten van politieke afdwalingen, putten die dieper liggen dan de diepste door Dante beschreven kring van de hel.
Enkele voorbeelden ter adstructie. Om ruimte te sparen geef ik alleen het nummer van het aangekondigde boek, de titel en de erop slaande passage in de redactionele toelichting:
96 | Nauw is de wereld | dit ene thema: het sociale wezen van het goede… |
99 | Eergisteren en overmorgen | de schrijver toont aan, hoe zijn jonge helden allengs tot zedelijke en ideologische standvastigheid geraken… |
111 | Eigen schuld | onderzoekt de zedelijke problemen… |
116 | De man die de Oostzee heeft gemaakt | moreel-etische problemen (Die term komt herhaaldelijk voor: ‘moreeletisch’). |
121 | De laatste maand van de herfst | het zedelijke zoeken van een moderne jonge man… |
124 | Toen en daarna | onthult de zedelijke wereld van de Moskouse schooljongen Grisja en geeft een duidelijk beeld van zijn morele reinheid. |
127 | Dag vader | … constante zedelijke speurtochten. |
139 | De gordel van Nefertiti | … zedelijke speurtochten. |
141 | Een verhaal samen met 500 schrijvers | onderzoek naar de problemen van de morele sfeer in het gezin. |
145 | Wegen naar de fonkelende horizont | gewijd aan problemen in de morele wereld van de hedendaagse jeugd. |
152 | Slapeloosheid | de auteur is voornamelijk bewogen door zedelijke problemen. |
158 | Voetbal in de oude tijd | drie verhalen over moreel-etische problemen. (Dit is wel het toppunt: inplaats van voetbal!) |
160 | Laatste ontmoeting | gewijd aan de moreel-etische problemen van het hedendaagse boerenleven. |
161 | Een tweetal en de oorlog | een verhaal over de zedelijk hoogstaande eigenschappen van sovjetmensen. |
168 | Het internaat | over de ingewikkelde weg van de zedelijke vorming van een jongeling. |
170 | Mijn grommend geweten | De zin van het boek ligt in het onvermoeide zedelijke zoeken. |
173 | Een lang zwijgen | de schrijver experimenteert met een nieuwe filosofisch-etische benadering. |
178 | Beproevingen | een gespannen zedelijk conflict in een hedendaags plattelandsgezin. |
180 | Asters uit Frigi | grote zedelijke en filosofische problemen. |
181 | Roebljov | … in een onverbrekelijke eenheid met de hoge etische idealen van het tijdperk.4. |
187 | De tweede cirkel | over een groot modern vliegveld. In de roman wordt bijzondere aandacht besteed aan zedelijke problemen.5. |
188 | Verwacht geen goed weer van de zee | over… hun hoge zedelijke geest. |
189 | Een ander leven – De oude | … over die zedelijk-etische speurtochten.6. |
196 | Diefstal | over de zedelijke opvoeding van de jeugd. |
‘Genoeg!’ – zei Toergenjev en ik stem met hem in. Genoeg moraal-etische zedelijkheid van sovjetschrijvers of eerder, van hun standwerkers bij ‘Het Internationale Boek’, want uit hun koker komt voornamelijk die etische karakterisering van aangekondigde boeken; nemen wij bij voorbeeld titel no. 189: twee verhalen, geheten Het andere leven en De oude, dan blijken dit twee korte romans te zijn van de Russische schrijver Joeri Trifonov en van een zwaar etisch accent is er niets in te bespeuren.
Wel valt bij deze titel iets anders op. In de catalogus ‘Nieuwe Boeken’ worden soms boeken aangekondigd die allang verschenen zijn: Het andere leven is zelfs reeds in een Nederlandse vertaling verkrijgbaar! Een ander voorbeeld van een dergelijk editoriaal boerenbedrog is No. 106, drie verhalen onder de titel Tussenpersonen van (Zoja) Bogoeslavskaja, allang verschenen werk, waarvan alleen de band en de verzameltitel nieuw zijn.
Er zijn nog een paar dingen in zo’n catalogus die een merkwaardige indruk maken. Zo schijnt in de Sovjetunie de aardige mode in zwang te komen van het ‘dialectische titel-type’ als: (99) Eergisteren en overmorgen; (124) Toen en later; (143) Vorst in juli; (149) Schemering midden op de dag; (185) Vijf dagen en dan de ochtend en de reeds genoemde titel (88) Het levende Rusland en Dode zielen.
Ik heb de catalogus gelezen en het wordt tijd om eruit te gaan bestellen. Dan valt mijn keuze op twee titels van boeken die ik graag zou willen bezitten (voor toekomstige ‘Russische Notities’ misschien); ik ga daarbij af op de commentaren: (97) Joeri Avdejenko. Een jaar van liefde met als toelichting:
‘Een roman over het hedendaagse leger, het leven in een klein garnizoen, over de opvoeding van jonge soldaten, over de liefde en het gezin van de man in militaire dienst.’
Hoe adequaat is hier de titel! Hoe ontroerend de toelichting!
En het tweede boek:
(202) Ik ben verantwoordelijk voor mijn land. Een bundel. Met de redactionele aanbeveling van ‘Het Internationale Boek’:
‘… Gewijd aan de dagelijkse beslommeringen van de sovjetmilitie [politie]. Deze opstellen voeden de jonge generatie op in de geest van eerbied voor de bewakers van de orde, leiden tot een verhoging van de autoriteit der organen belast met de bescherming van de eer en waardigheid van de sovjetmens.’
Is dit nu niet aardig gezegd?
- 1.
- De hier genoemde cijfers en categorie?n willen niet meer dan een schematische voorstelling zijn die onder invloed van bepaalde omstandigheden-achter-deschermen in de praktijk soms wordt doorbroken. Zo biedt genoemde catalogus No. 35 een biografie aan over een bekende partij-grootheid tijdens Stalin, Grigori K. Ordzjonikidze (1886-1937), die in 1937 zelfmoord moest plegen om een staatsbegrafenis te krijgen – anders zou hij gearresteerd en gefusilleerd zijn. De biografie zal verschijnen onder de titel Een vurige spreekbuis van de partij, in een oplage van – 1000 exemplaren, daarbij tegelijk toch bestemd voor de ?wijde lezerskring?, zoals de toelichting vermeldt. Terwijl de korte, allesbehalve pro-sovjet roman De oude samen met Het andere leven van Joeri Trifonov in een oplage van 200 000 exemplaren staat aangekondigd. Het hoogste oplagecijfer in deze catalogus haalt een geschrift dat heet De statuten van de Komsomol: 2000 000 exemplaren. Soms wordt men verleid uit het oplagecijfer bepaalde conclusies te trekken ten aanzien van de waarde die de partij zelf aan deze of gene politieke beweging hecht: zo heeft een boek van ca. 300 blz. met de mondvolle titel De communistische beweging in de Arabische Ori?nt in de strijd voor aaneensluiting van alle progressieve krachten tegen het imperialisme en de krachten van de plaatselijke reactie slechts een oplage van – 1000 exemplaren. En tegelijk is ook dit boek bestemd voor ?een wijde lezerskring?, ditmaal vermoedelijk van Arabieren.
- 2.
- Aleksandr Aleksandrovitsj Blok werd geboren op 16(28) november 1880 in Petersburg als zoon van een professor aan de universiteit van Warschau. Door afkomst en opvoeding hoorde hij tot de hoogste kringen van de adellijke ?intelligentsia?.
- 3.
- Dit geldt uiteraard alleen zolang de betreffende in de gratie is. Anders vergaat het hem als Sacharov, eveneens een ?Academicus?.
- 4.
- Andrej Roebljov (ca. 1360-1430), een van Ruslands grootste ikonenschilders.
- 5.
- De zedelijke problemen van een Russisch vliegveld, vermoed ik.
- 6.
- Joeri Trifonov (geb. 1925) is de auteur, hij is een der populairste en tevens beste hedendaagse Russische romanschrijvers. Vertalingen in het Nederlands: Het huis aan de kade, vert. Charles B. Timmer, De Arbeiderspers/Meulenhoff, 1978 en Het andere leven, vert. Jan Robert Braat, De Arbeiderspers/Meulenhoff, 1980.